Preview: Bloemen in de winter
Bloemen in de winter
Na vele jaren voor de klas wil de 35-jarige Heleen haar leven drastisch omgooien. In Bloemen in de winter van Anne van der Valk verhuist ze naar Friesland, naar een boerderij met een mooie ruimte om te schilderen. Op de boerderij leert Heleen ondertussen haar nieuwe buren kennen, een vader en zoon met een veebedrijf. De vriendschap tussen zoon Herman en Heleen verdiept zich, maar dat leidt tot spanningen. Als er dan ook een politieonderzoek vanwege kunstvervalsing opgezet wordt, vraagt Heleen zich af of ze wel de juiste keuze gemaakt heeft.
Bloemen in de winter is de debuutroman van Anne van der Valk en het verhaal neemt je mee naar een schilderachtig dorp waar geluk, geloof, liefde en bedrog dicht bij elkaar blijken te liggen.
Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan. (…) zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.
Lucas 1: 78 en 79, NBV
Hoofdstuk 1
‘Wat neem je mee?’ vraagt Linda.
‘Niet zoveel deze keer. Alleen het belangrijkste. Wat dozen en m’n werkspullen,’ zegt Heleen met een opgewonden glinstering in haar ogen.
Ze slepen de kratten de trap af en stouwen het oude autootje vol.
‘Die twee stoelen moeten ook mee,’ gebaart Linda.
‘Echt?’
‘Ja, je wilt toch ergens op zitten als je aan het werk bent,’ zegt Linda, ‘of als we koffie gaan drinken. Je hebt toch wel de koffie ingepakt voor vandaag?’
‘Natuurlijk! Ik ken je toch. Zonder koffie kom jij de dag niet door,’ glimlacht Heleen. Eigenlijk kan ze zich niet goed herinneren wat ze precies heeft ingepakt. Ze is gisteren druk bezig geweest met inpakken. De koffieboel zit er hopelijk ook bij.
‘En je bed?’ vraagt Linda als het busje volgeladen is. Heleen schrikt. ‘O ja, dat moet ook mee.’ ‘Het volgende ritje dan maar,’ stelt Linda voor.
Eindelijk is het zover. In de winter zijn de werklui wekenlang bezig geweest om de boel op te knappen. Sinds het weekend zijn ze weg. Nu kan Heleen er intrekken. Vandaag gaat het gebeuren en ze heeft er ontzettend veel zin in. Ze gaat verhuizen. Eindelijk. Ze kon een busje lenen voor deze dag. De achterklep gaat met een beetje duwen nog net dicht. Ze gaan op weg. De stad uit.
Ze trekt de handrem aan. Het busje staat stil op de oprit van de boerderij aan de rand van het dorp. Dan doet ze het portier open en ademt ze de frisse lucht in. Heerlijk, vindt ze. Linda stapt ook uit.
‘Dus dit wordt je nieuwe plekje,’ zegt ze. Ze kijkt om zich heen en ziet een imposante boerderij die strak in de verf zit. Het is een gebouw uit één stuk. Twee grote kastanjebomen staan beschermend aan de voorkant. Het warrige lijnenspel van de dikke stammen en de kale takken is goed te zien in de kou van deze februariochtend. Aan die kant is het woonhuis, met uitzicht op de weg en het dorp verderop. De keuken is opzij, aan de kant van de oprijlaan.
Linda heeft alleen oog voor de zijkant van de boerderij. Ze ziet een antieke voordeur met een mooi gietijzeren hekwerk voor het raampje. In het rode pannendak is met blauwe pannen het jaartal 1899 gelegd. De schuurdeur, halverwege de lange zijde, heeft een ouderwetse klink. Twee derde van de grote stolpboerderij bestaat uit ruimte voor het boerenbedrijf. Jaren geleden is de laatste boer weggetrokken. Nu is het een woonhuis met een grote, lege schuur erachter. Het ziet er mooi uit, maar wat is-ie groot, denkt ze.
Heleen loopt meteen door naar de achterkant.
‘Dit moet je zien,’ zegt ze enthousiast, ‘kijk!’
Ze gaat de bocht om en wijst naar het dak. Het is voor een deel verdwenen. Ervoor in de plaats is een grote glazen wand gekomen.
Linda kijkt naar boven.
‘Het licht valt de hele dag naar binnen,’ legt Heleen geestdrift ig uit, ‘ideaal om er te werken. Ik wist het wel. Deze plek wordt het helemaal voor me. Kom mee!’
In de achtermuur zijn twee schuurdeuren die zo hoog zijn dat er gemakkelijk een vrachtauto naar binnen kan rijden. ‘Die gebruiken we niet,’ zegt ze, ‘door deze kleine deur in de grote deur kunnen we naar binnen.’
Er is hier sinds jaar en dag niets veranderd. De hanenbalken zijn te zien met daarachter het stro dat vergeven is van het stof. Het dwarrelt in het rond. In de schuur staan nog oude werktuigen van het boerenbedrijf. Die zijn van de eigenaar die het pand aan haar verhuurt. Hij heeft ze laten staan, want hij wist niet waar hij ermee heen moest. Heleen maakt het niet uit. ‘Het stoort me niet,’ had ze tegen hem gezegd, ‘als ik maar kan schilderen.’
‘Hierheen,’ wijst ze en ze glipt snel naar binnen.
Binnen in de schuur, aan de achterkant, zijn muren opgetrokken zodat er een ruimte is ontstaan. Heleen doet de deur ervan open. Ze staan in een lege kamer onder het schuine glazen dak. Er staat niets in, ze worden omringd door strakke witte muren met alleen een aanrecht in de verste hoek. ‘Is het niet geweldig?’ vraagt ze opgewonden. ‘Zie je de mogelijkheden voor je?’
‘Eh, ja,’ antwoordt Linda. ‘Hoe ga je het inrichten?’
‘De ezels zet ik zo neer dat het daglicht de hele dag op de doeken valt. Ik heb dan het meeste profijt van het licht. Dan kan ik gaan beginnen. De eerste opdracht heb ik al binnen. Van Raoul.’ ‘Raoul?’ vraagt Linda verrast.
‘Mmm, hij vroeg me kopieën te maken voor een project van hem. Hij denkt dat ik daar goed in ben, dus ik heb ermee ingestemd. Ruik je de geur van het opdrogende cement van de muren?’ gaat ze verder.
‘Binnenkort ruikt het naar verf en kwasten. Ik kan niet wachten.’ Linda glimlacht om haar vriendin.
Ze lopen terug naar het busje.
Ze heeft er echt zin in, realiseert Heleen zich. Nu heeft ze de tijd én de goede omgeving om zich op haar werk te storten. Zal het goed gaan? Wordt het een succes? De opdracht van Raoul helpt om op gang te komen. Daarmee heeft ze wat inkomsten naast haar WW-uitkering. Maar ze wil meer. Haar ideeën toevertrouwen aan het doek. Zien hoe mensen erop reageren. Waarderend? Ach, wie weet. Dat is verre toekomst. Dromen.
Ze glimlacht om zichzelf. Ze is al heel vaak door deze gedachtestroom meegenomen. Een antwoord heeft ze nog steeds niet. Het zal moeten blijken, de komende maanden. Het is spannend, ontzettend spannend. Ze heeft er soms buikpijn van. Maar dat houdt ze voor zichzelf.
Heleen trekt de achterklep van de bus open. Daar staat haar werk: de schildersezels, de lege doeken en kratten met verf, en de penselen. Schilderen, dat wordt het voortaan. Alle schepen heeft ze achter zich verbrand, peinst ze voor de zoveelste keer. Ze kan niet meer terug. Ze wil niet eens meer terug.
Het voelt goed. Een nieuw begin. Geen vaste baan meer, geen stad met druk verkeer, geen collega’s en verplichtingen. Ze had haar buik meer dan vol van haar drukke agenda. Ze voelde dat ze werd geleefd en daar was ze helemaal klaar mee. En geen relatie meer. Deze stap in haar leven heeft ze alleen gezet. Spannend maar ze gaat ervoor. Deze plek biedt haar rust en ruimte voor creativiteit, heerlijk! Het enige waar ze niets mee kan, is de enorme tuin. Wat moet ze met die lap grond achter het huis? Nou, dat ziet ze later wel. Nu eerst het atelier inrichten.
‘Ik pak de dozen die naar de keuken moeten,’ zegt Linda, ‘doe jij je atelier maar. Ik red me wel met de keukenspullen.’ Ze ziet dat Heleen in gedachten is en in beslag genomen wordt door dromen en plannen.
Straks gaan ze koffiedrinken en een broodje eten. Dan moeten de tafel en de stoelen klaarstaan in de keuken, anders lukt dat niet goed. Deze taakverdeling bevalt haar wel, zo lopen ze elkaar niet voor de voeten.
Heleen loopt naar achteren met een ezel in haar handen. Het is een onhandig voorwerp om mee te sjouwen. Bij de deur van de werkruimte zet ze hem neer. Hmm, de geur van neervallend stof. Nu nog wel, maar dat gaat veranderen! Ze kijkt rond in de lege kamer en voelt de kriebels door haar heen trekken. De hele ochtend sjouwt ze spullen heen en weer.
Linda rommelt in de dozen. Eerst eens kijken waar de bekers zijn. Ze ziet pannen, een maatbeker, bestek, pollepels, theeglazen, een paar borden en een snijplank. In een andere doos liggen koeken, rijst, macaroni, ingeblikte vis en groenten, allemaal theesoorten, gemalen koffie, maar geen filterzakjes of koffiepot. Dat vermoedde ze al. Gelukkig kent ze Heleen een beetje en heeft ze voor de zekerheid maar een thermoskan meegenomen. Een afwasborstel was ook handig om in de rugzak te stoppen. Zo hebben ze ondanks Heleens vergeetachtigheid alles wat ze nodig hebben.
‘Koffie!’ roept ze de schuur in.
‘Heerlijk, ben ik aan toe,’ brult Heleen terug. Ze loopt door de lege schuur naar de keuken. ‘Zie je wel dat ik eraan gedacht heb. Is die thermoskan van mij? Ik herken hem niet.’
‘Dat klopt.’
‘O,’ zegt ze, ‘maar ik had toch wel een pak koffie in de doos gestopt?’
‘Met een pak koffie alleen kan je geen koffie maken. Gelukkig had ik ook een filterhouder bij me en een pak koffiefilters. Maar je had wel lekkere koeken meegenomen. Wil je er eentje?’
Heleen bijt in een gevulde koek. Heerlijk. Ze houdt van lekkere, zoete dingen. Ze zou eigenlijk wat moeten minderen, want ze draagt een paar kilo te veel met zich mee en ze is klein van stuk. Maar ach, wat kan het ook schelen.
Linda ziet er heel anders uit. Zij is lang en slank. Ze heeft donkerblond haar dat strak over haar hoofd ligt. Haar schoonheid zijn haar groene ogen, denkt Heleen vaak. Zo groen kom je ze niet vaak tegen.
Na de koffie en de lunch besluiten ze terug te rijden naar de stad om haar bed en meer dozen op te halen uit Heleens appartement. ‘Je hebt ook kleren, zeep en tandpasta en zo nodig, de eerste dagen,’ zegt Linda. ‘Daarna gaan we het bed in elkaar zetten. We zijn wel een paar dagen zoet met inpakken, verhuizen en hier de boel uitpakken.’
Heleen geeft haar een knuffel. ‘Bedankt dat je zoveel voor me doet,’ zegt ze zacht.
‘Jij hebt ook veel voor mij gedaan, weet je nog?’ antwoordt Linda.
Een week later pakt Heleen de ezel weer beet en zet hem tegenover het glazen dak. Ja, precies goed zo. Ze heeft bewust gekozen voor deze nieuwe stap. Ze heeft geen baan meer in het onderwijs, die vaste routine ligt achter haar en haar agenda is leeg. Helemaal leeg. Precies zoals ze het wilde hebben. Ze wil zich focussen op haar roeping, want zo voelt ze het toch wel. Schilderen is haar lust en haar leven. Al sinds ze kan tekenen. De laatste jaren kwam het er niet meer van. Ze was te druk met haar werk. Ook ’s avonds moest ze geregeld doorwerken om de achterstallige administratie weg te werken. Dat was het ergste echter niet. Het ergste was dat haar humeur veranderde. Ze werd zorgelijk en serieus en kon niet goed meer ontspannen. Haar vriend – nee, verbetert ze zichzelf, haar ex-vriend – gaf het keer op keer aan. Heleen, zei hij dan, je bent niet meer jezelf. Je lacht niet meer en je ogen stralen nauwelijks. Je hebt geen tijd voor mij. Geen aandacht meer. Als je vrij bent, zit je op de bank en ben je moe en chagrijnig . Je hebt nergens meer zin in.
Ze was het met hem eens, maar ze wist niet hoe ze haar situatie moest veranderen. Op een gegeven moment gaf hij aan dat hij wegging en niet zou terugkomen. Dat is ruim een jaar geleden.
Hij was weggegaan omdat zij veranderde in een zuurpruim. Maar dat was niet het enige. Hij was altijd al kritisch naar haar toe en dat werd alleen maar erger. Ze kwam te laat thuis, ze moest ’s avonds nog aan het werk, ze had niet de goede boodschappen meegenomen, ze was een verjaardag vergeten. De stroom met opmerkingen ging onophoudelijk door. Ze had niet de moed noch de puf om er wat van te zeggen. Het zat al een hele poos niet meer goed tussen hen en ze wist dat ze er een einde aan moest maken, maar ze stelde het steeds uit. Ergens was het een opluchting dat hij degene was die de stekker eruit trok. Het had zeer gedaan maar ze was ook opgelucht. Voor haar geen relatie meer. Het kostte alleen maar energie.
Maar hoe moest ze dan verdergaan? Ze kon accepteren dat ze weer vrijgezel was. Maar haar werk? Ze kon haar werk toch niet zomaar opzeggen? Dat deed je toch niet?
Ach, laat de rest maar, denkt ze. Ze haalt een doek en het krat met verf en kwasten tevoorschijn en dan gaat ze schilderen. Haar eerste werk in haar nieuwe huis. Ze voelt het trillen in haar binnenste. Ze gaat een aquarel maken.
Een paar uur later kijkt ze nog eens naar het doek. Het papier heeft ze natgemaakt en daarna zorgvuldig vastgeplakt met papierplakband. Als laatste streek ze het vel met een doek glad zodat het niet ging rimpelen als het ging drogen. Ze heeft het beschilderd met waterige, fletse kleuren. Heeft ze te veel water bij de verf gedaan? De penseelstreken zijn te veel uitgelopen, vindt ze. Nou ja, niets meer aan doen. Bovenaan de aquarel liggen wollige, zachte witte wolken tegen een vlekkerige blauwe lucht. Daaronder vaag groene vegen met een enkele heldere streep ertussen.
Ze bestudeert de strepen. Is het een grasspriet? Een stengel? Een knop misschien? Wat voor perspectief had ze in gedachten? Ze weet het niet goed meer. Tussen het blauw en het groen heeft ze een donkerbruine vlek geschilderd. Gekliederd, zeg maar gerust, en ze fronst haar wenkbrauwen. Eigenlijk is het te onduidelijk om er wat van te maken. Ze heeft vanuit haar gevoel gewerkt. Het resultaat vindt ze matig. Het is klaar voor vandaag, morgen gaat ze verder met de details. Met een zwarte aquarelpen zal ze er wat van maken.
Haar maag rommelt. Ze moet wat eten, realiseert ze zich met een schokje.
In de keuken pakt ze brood, boter en kaas. In de koelkast staat karnemelk. Gelukkig dat Linda boodschappen heeft meegenomen, denkt ze waarderend. Wat kent ze haar goed. De kaas is komijnekaas, in plakken. Net wat ze lekker vindt. Binnenkort zelf maar naar de stad om in te slaan. Ze heeft niet veel zin om terug te gaan naar de stad, maar er zit niet veel anders op.
De rest van de dag is ze bezig met inrichten. Het atelier begint eruit te zien als een prettig vertrek waar gewerkt wordt. De keuken en de woonkamer zijn nog een rommeltje.
’s Avonds kruipt ze vroeg onder de wol, zoals ze de laatste maanden gewend is. Sinds ze gestopt is met het onderwijs, slaapt ze heel veel.