Preview: De terugkomst van de kraanvogels

De terugkomst van de kraanvogels

Op een dieptepunt in haar leven vindt Nilla, de hoofdpersoon in Sandra Bergs familieroman De terugkomst van de kraanvogels, een zeer persoonlijke brief die veertig jaar geleden werd geadresseerd aan ene Petter Nilsson. Ze besluit de brief alsnog te bezorgen en treft een norse, oude man aan in een verwaarloosd huis vol troep. Ontdaan gaat Nilla ervandoor, maar vergeten kan ze hem niet. Dus gaat ze terug. Ze houdt zichzelf voor dat ze dat doet om hem te helpen, maar eigenlijk wil ze vooral graag meer weten over de brief en het verhaal erachter – en tegelijkertijd haar eigen problemen vergeten.

Sandra Berg neemt je in haar spannende en aangrijpende roman De terugkomst van de kraanvogels mee naar Zweden, waar de auteur zelf ook woont. Eerder verscheen van haar Stilte van eenzaamheid en Silhouet van ijs.


Hoofdstuk 1

Elias was stil. Te stil.
Ze stonden in de woonkamer, waar sporen van een bankstel, fauteuils en salontafel op de versleten parketvloer nog zichtbaar waren. Op de met schroten betimmerde wanden waren de verdwenen schilderijen zichtbaar als een afdruk in een lichtere tint. Er lag nog half verbrand hout in de met roet uitgeslagen open haard en aan het roestige haardstel bungelde zachtjes de pook. Stille getuigen van een verdwenen leven.
Drie maanden geleden had hij zijn handtekening onder het koopcontract gezet. Een einde gemaakt aan zijn aarzeling. Of misschien had zij dat gedaan.
En nu was dit huis van hen. Correctie: van hem.
‘Ik neem een risico, Nilla. Met het opstarten van mijn bedrijf spring ik in het diepe. Mijn verantwoordelijkheid. Mijn risico. Als het misgaat, verlies ik het geld dat ik erin steek. Niet jij.’
Ze had het niet zo gewild. Maar in dat opzicht had hij geen haarbreed toegegeven. Dat had hij op ieder ander gebied al gedaan, en dat had hij haar ook gezegd. Niet met zoveel woorden, maar toch…
Ze had hem dat kwalijk genomen, die suggestie. Ze had hem bepaald niet het mes tegen de keel gehouden. Ze had het voorgesteld. Niet meer dan dat. Uiteindelijk hadden ze al twee jaar een verhouding en Nilla was al zesendertig. En ja… misschien had ze laten doorschemeren dat de volgende stap logisch was. Normaal.
Elias was de eeuwige twijfelaar. Zij was allesbehalve dat. Ze had haar argumenten aangevoerd. Hun relatie, hun leeftijd, haar behoeft e aan zekerheid, het feit dat ze in de lift zat als illustrator, bijna omkwam in het werk en gemakkelijk kon bijdragen aan de kosten die een dergelijk huis met zich meebracht. Ze had duidelijk gemaakt dat ze best haar naam op het contract durfde te zetten.
Wat hij dus uiteindelijk niet had toegelaten.
Maar hij had het huis gekocht. Zou met haar verdergaan. En het zou goed gaan. Zelfs als hij toch nog vaak wegdreef in zijn eigen wereld, zoals nu.
Hij was goed in zijn vak: handwerk, vakmanschap. Meubels ontwerpen en maken. Maar hij was geen zakenman. Dat wist hij zelf ook en dat gaf hij als reden voor zijn gepieker. Een reden die ze natuurlijk van tafel had geveegd. Want wat hij miste aan daadkracht en economisch inzicht, had zij in overvloed. Haar eigen bedrijf was een succes en dat zou zijn bedrijf ook worden. Daar zou zij voor zorgen.
Ze had de planning klaar, was halverwege met de website, en rende hem voorbij. Dat wist ze. Maar ze kon niet anders. Het raasde in haar hoofd. En terwijl zij hun leven in de volgende versnelling zette, werd hij trager. Stiller. Alsof hij langzaam oploste in zijn eigen wereld.
Het maakte haar onrustig. Nijdig soms. Hield haar zelfs steeds vaker uit haar slaap, waardoor de vermoeidheid overdag toesloeg en ze nog meer aan zichzelf moest trekken om het strakke tijdschema te volgen dat ze in haar agenda had staan. Want alles moest doorgaan.
Ze had nu eenmaal haar plannen, haar toekomstbeeld. Buiten dat was er niets.
‘Waar beginnen we?’ Ze praatte te hard. Dat wist ze zelf ook wel. Maar de behoeft e om de stilte te verpletteren was groot. Om haar hoofd werd een band aangetrokken en in haar lichaam stroomde het bloed als een wilde rivier, richting waterval. Haar handen trilden. Hadden ze geen afspraken gemaakt over wat ze als eerste zouden aanpakken? Vaag stond haar daar iets van bij, maar ze wist het niet meer zeker. Soms dacht ze dat ze gek werd. Of dement. Soms dacht ze dat ze te veel fantasie had omdat ze dat dacht.
Het beeld kwam plots bij haar op. Ze zat aan de keukentafel en tekende een kat met enorme oren, kettinkjes en armbandjes, of beter gezegd pootbandjes, voor de zieke buurvrouw. Haar moeder zat naast haar met die typische glimlach van haar. Verwonderd en trots. ‘Een kat met sieraden?’ Haar stem was zacht. Zangerig bijna. Dat meende ze tenminste. Soms leek het alsof herinneringen oplosten in het niets, ongeacht hoe stevig je ze vast probeerde te houden. En daarmee kwam altijd de angst om te vergeten. Maar één ding wist ze met zekerheid: mama’s stem was altijd zacht, bijna zangerig geweest.
‘Buurvrouw houdt van katten en sieraden,’ had ze geantwoord terwijl ze de kat alle kleuren van de regenboog gaf.
‘Je hebt zoveel fantasie… een echte kunstenares.’ Dat zei mama terwijl ze een pluk haar uit Nilla’s gezicht streek met die warme vingertoppen van haar. Nilla was toen elf en het was de laatste herinnering die ze aan haar moeder had.
De band om haar hoofd werd strakker aangetrokken en haar keel leek vanbinnen op te zwellen. Ze greep haastig een van de zware hamers uit de gereedschapskist. ‘De keuken dan maar?’ Ze zouden de keuken doen, toch?
‘De keuken? Die zouden we toch slechts opknappen? Het is een zestigerjarenkeuken met zijn eigen charme,’ bracht Elias ertegen in. ‘Ik dacht dat we het daarover eens waren.’
Was ze het daarmee eens? Ze wist het niet meer. Maar ze wist dat ze iets moest doen. Haar lichaam explodeerde als ze hier bleef staan. ‘Misschien heb ik er toen niet echt goed naar gekeken. Je weet hoe dat gaat met zo’n bezichtiging. Maar het hele huis is verouderd. We kunnen het maar beter meteen goed aanpakken. Moderniseren.’
‘Moderniseren? We vielen voor de charme van het huis. Voor de oude stijl. Weet je nog?’
‘De charme van het huis zit aan de buitenkant. Het Pippi Langkous-uiterlijk. De binnenkant is vooral uitgeleefd en onpraktisch. Dat zag ik niet bij de bezichtiging, maar ik zie het nu. En de keuken is daar een voorbeeld van. Er is niet eens een vaatwasser.’
‘We zouden de originele staat bewaren.’ De vragende klank in zijn stem was verdwenen. Ze hoorde iets anders. Alsof het antwoord automatisch uit zijn mond kwam, terwijl zijn hoofd elders was. Een aarzeling, misschien. Een afstand.
Ze negeerde het. ‘Dat is niet hetzelfde als oude rommel bewaren.’ Want dat was het. Wat had iedereen toch met retro? Wat had ze er zelf mee gehad, toen ze het blijkbaar met hem eens was geweest.
Of had ze op dat moment alleen conflict willen vermijden?
Alles willen doen om die aankoop door te zetten, haar toekomst te garanderen?
Retro deed denken aan vroeger. Stom, nostalgisch gedoe. Alsof vroeger alles goed was. Alsof vroeger mensen niet zomaar doodgingen of verdwenen.
Het maakte haar kwaad. Zoals Elias’ houding haar woedend maakte. Die aarzeling, de afstand die hij nam. Zijn weigering om de discussie echt aan te gaan. Het gevoel dat hij haar precies nu gaf. Het maakte haar onredelijk woedend. Of bang? Onredelijk bang?
Ze moest het stoppen. ‘Elias. Hou op met dat gezemel, pak een hamer en ga aan het werk. Altijd hetzelfde met jou,’ snauwde ze. Het was alsof het iemand anders was, die zo nijdig, zo vals klonk. Maar ze moest verder. Doorgaan. Alles beter dan die allesverterende angst. Ze klemde haar vingers stevig om de steel van de hamer en wilde naar de keuken lopen.
Elias greep haar arm vast.
Ze probeerde zich los te trekken. Wilde niet geremd worden. En nog minder zich naar hem omdraaien en in die ogen kijken, die iets vertelden wat ze niet wilde weten.
Elias liet haar niet los. ‘Nilla.’ Zijn stem was zacht, maar drong haar schedel binnen als een scherp mes. ‘We moeten praten.’ ‘Nee.’ Ze schudde haar hoofd.
‘Nilla…’
‘Nee.’
‘Ik kan het niet.’
‘Het is maar een keuken.’ Maar Nilla wist heel goed wat hij bedoelde. Ze wist het allang. Misschien had ze het diep in haar hart altijd geweten.
‘Ik kan niet zo doorgaan.’
‘Ik weet niet wat je bedoelt.’
‘Wij. Jij en ik. Ik kan het niet.’
De woorden die ze niet had willen horen, waren eruit. Ze zweefden tussen hen in als een schaduw, waarin haar toekomst verdween.
Er was zoveel wat ze wilde zeggen. Ertegen in wilde brengen. Ze deed het niet. Want zelfs in haar wanhoop of woede of wat het dan ook was wat door haar lichaam raasde, wist ze dat er niets tegen in te brengen viel. Ze voelde het. Zag het.
‘Naomi,’ bracht ze uiteindelijk uit. Naomi was terug. Nilla wist het. Ze had haar gezien, twee maanden geleden, in een interview op televisie. Ze was zomaar ineens op het scherm verschenen. Ze had daar vragen over kunnen stellen, maar ervoor gekozen dat niet te doen. Als een kind dat zijn handen voor zijn ogen hield. Wat je niet ziet, bestaat niet. Maar deed ze dat niet al twee jaar? Stond Naomi niet al twee jaar in de schaduw? Bijna onzichtbaar, maar zonder werkelijk te verdwijnen.
Elias zweeg.
Nilla wendde zich van hem af en keek door het grote raam met zijn kruisroeden naar buiten, de verregende tuin in.
Ze perste haar lippen op elkaar. Balde haar vuisten. Nee, riep een stem in haar hoofd. Dit gebeurde niet. Dit kon niet. Dit mocht niet.
Ze draaide zich weer naar Elias om. Schudde haar hoofd. ‘We zijn al twee jaar samen. We hebben dit huis gekocht. Waar ben je in hemelsnaam mee bezig?’
‘Het spijt me, Nilla. Ik had het nooit zover moeten laten komen.’
‘Hoever laten komen?’ Nilla merkte dat ze schreeuwde. Haar moeder had nooit geschreeuwd. Haar vader had dat nooit gedaan, zelfs niet toen hij het misschien wel had moeten doen. Ze wilde niet schreeuwen. Maar ze wilde zoveel niet. ‘Heb je al met haar in bed gelegen?’ Ze kneep haar ogen samen, terwijl ze hem aankeek. ‘Doe niet zo idioot.’
‘Of loop je alleen als een kwijlende hond weer achter haar aan.’
‘Nilla…’ Hij maakte een slap gebaar met zijn armen, alsof hij iets wilde beschrijven waarvan hij zelf de betekenis niet kende.
‘Ben je werkelijk zo’n dom, pathetisch figuur dat zijn oude liefde in zijn eigen fantasie ophemelt totdat ze een heilige wordt?’ Ze schreeuwde weer. Ze wilde beheerst klinken. Scherp. Alles onder controle houden. Maar niets in haar lichaam of hoofd luisterde.
‘Nee. Ik ben niet pathetisch. Ik hield zielsveel van haar destijds en dat weet je. Zoals je ook weet dat ze altijd veel voor mij is blijven betekenen. Ik heb daar nooit een geheim van gemaakt. Ik heb je er zelf een paar maanden geleden nog op gewezen, toen het huis en het samenwonen ter sprake kwam… dat ik het niet zeker wist… jij en ik. Je hebt nooit geluisterd.’
‘Was het Naomi aan wie je dacht als we het samen deden?’ Een idiote vraag waarop ze niet eens een antwoord wilde. Ze had geen idee waarom ze hem stelde.
‘Nee,’ reageerde hij scherp. ‘Ik probeerde te accepteren dat ik
Naomi kwijt was.’
‘Precies dat. Ze vertrok. Liet je in de steek.’
‘Zo was het niet en dat weet je.’
‘Ah. Ze ging naar Indonesië om het werk van haar vader voort te zetten en met de Sumatraanse tijger te stoeien.’
‘De tijger is met uitroeiing bedreigd. Net als een aantal andere diersoorten. Haar vader stelde alles in het werk om daar iets aan te doen en het probleem wereldwijd bekend te maken, tot hij op verdachte wijze om het leven kwam tijdens het verzamelen van bezwarend materiaal in verband met het platbranden van bos voor de palmolieplantages. Ze had geen keus. Ze moest daarheen. Uitzoeken wat er echt was gebeurd en zijn werk voortzetten, zodat de veroorzakers van alle ellende niet konden winnen. En het enige wat ik kon doen, was haar loslaten. Omdat ik van haar hield.’
‘Nobel.’ Ze slaagde erin het woord met zoveel gif te vullen dat het een Sumatraanse tijger kon doden. ‘Dus wat doet ze hier?’
‘Haar moeder is ziek.’
‘Ah. Dus jij geeft alles wat we hebben op voor een fantasiebeeld uit het verleden en een vrouw die straks sowieso weer de jungle in trekt.’
‘Ze blijft hier. Inmiddels zijn de mensen die verantwoordelijk zijn voor haar vaders dood opgepakt en heeft ze het veldwerk in Indonesië overgedragen aan de mensen die ze daar zelf voor heeft opgeleid en een paar jonge Indonesische onderzoekers. Ze gaat, naast het geven van gastlessen, zich hier inzetten voor het zoeken naar alternatieven voor de palmolieindustrie in samenwerking met de universiteit.’
‘Je hebt dus met haar gepraat.’ Hij knikte.
Er was heel veel wat Nilla wilde zeggen, maar niets wat werkelijk uit haar mond kwam. Hem aanstaren was het enige waartoe ze zich kon zetten.
‘Het spijt me, Nilla.’ Hij spreidde zijn armen en liet ze weer zakken, als een vogel die de kracht uit zijn vleugels voelde wegvloeien.
Nee, dacht ze. Nee. Dit kan niet gebeuren. Dit mag niet gebeuren. ‘We hebben een huis gekocht. Een eigen plek. We zouden samen verdergaan…’ Ze schudde haar hoofd. De woede smeulde nu op de achtergrond en werd overstemd door angst. ‘Betekent dat dan helemaal niets voor je?’
Het was geen vraag, maar een beschuldiging. Ze hoorde de klank in haar eigen stem. Beseft e hoe bekend het in haar oren klonk. Die bitse, harde stem. Ze haatte dat geluid, dat ze zelf de laatste maanden zo vaak produceerde. Voelde hoe wanhoop wedijverde met woede. ‘Ik weet dat ik de laatste tijd misschien… nou ja, je weet wel…’ Een kreng was, kon ze zeggen. Maar ze sprak het niet uit en wilde niet dat hij het hardop noemde. Zelfs niet als ze diep vanbinnen wilde dat het de aanleiding was van dit hele gebeuren. Haar gedrag. Niet Naomi. Maar ze wist beter.
‘Je rent jezelf voorbij, Nilla. Je haalt je meer op de hals dan je aankunt, zelfs als je weigert dat in te zien. Dat heb ik meer dan eens tegen je gezegd. Maar het is niet de reden.’
Ze schudde weer haar hoofd. Liet de hamer vallen, draaide zich met een ruk om en stormde het huis uit. Ze wist niet meer wat te doen. Wat te zeggen.
Ze sloeg de deur met zo’n klap dicht dat een van de ruitjes kapotsprong. Ze keek niet om, maar beende naar haar rode Volvo, stapte in en reed met idioot hoge snelheid de weg op.
Pas toen merkte ze dat ze huilde.


>