Preview: De toekomst tegemoet

De toekomst tegemoet

De toekomst tegemoet van Annemartien Berkelaar gaat over Marieke, die opgroeit in de schaduw van kasteel Sinderen en er in 1860 ook gaat werken. Ze is een ambitieuze vrouw, die op het landgoed leert hoe je ook kan leven. Als dochter van een pachtboer en een moeder die zwaar huishoudelijk werk doet op het kasteel, kent ze alleen een eenvoudig leven van hard werken. Dan leert ze Berend kennen, een jonge man die een textielfabriek wil beginnen. De stoommachine is in opkomst en de wereld verandert, al verandert die in de Achterhoek niet zo snel mee. Marieke ontgroeit haar ouderlijk nest, maar kan haar weg in haar nieuwe wereld nog niet zo goed vinden.
Annemartien Berkelaars De toekomst tegemoet is een historische roman met een tijdloos thema.


Hoofdstuk 1

1876
Terwijl ze langzaam door de bocht loopt van het vertrouwde pad, merkt ze dat het onwerkelijk is. Hier kon ze altijd de contouren zien van het kasteel. Marieke vindt het niet te bevatten dat het grote huis, dat daar zoveel eeuwen heeft gestaan, is verdwenen. Hier liep ze iedere dag langs de ijzeren hekken, de oprijlaan op. Het is al heel wat jaren geleden, maar ze weet nog precies hoe ze zich toen voelde. Zij droomde ervan om meer te bereiken en wilde echt verder komen in haar leven. Marieke kijkt nog eens goed naar de lege plek. Daar had het kasteel gestaan dat hun leven had beheerst. De mensen die daarin woonden, konden hen maken en breken. Ze staat lang stil op het pad en denkt terug aan de tijd dat ze als zeventienjarig meisje op het grote huis werkte.

1860
Het was vroeg, nog geen zes uur, toen Marieke vlug door de miezerige regen over de oprijlaan van het kasteel liep. De smeedijzeren hekken stonden open. Dat was voor Kobus de tuinman zijn eerste taak iedere ochtend. Het was wat schemerig en nog net niet licht rond deze tijd van het jaar. De maand maart had sneeuw gehad en het had hard gevroren, maar nu het bijna april werd, rook je de lente. Marieke zag dat de bomen wat knoppen voor het blad kregen, en in de berm groeiden de narcissen uitbundig.
Marieke begon om zes uur en ze wilde niet te laat komen, daarom versnelde ze haar pas toen ze het grote huis in het vizier kreeg. Het pad dat ze in sloeg, leidde haar naar de achterkant van het gebouw. Het was niet de bedoeling dat personeel zich liet zien aan de voorkant van het kasteel. Door een deur in de muur kwam ze in de tuin met daarin de moestuin en achterin de boomgaard met fruitbomen. Ze liep over het grindpad naar de ingang van het deel van het huis dat gebruikt werd door de bedienden.
Ze opende de zware, groene deur door de klink naar beneden te duwen, en kwam in een gang waar stenen plavuizen op de grond lagen. Hier verwisselde ze haar klompen voor zwarte schoenen. Aan haar voeten droeg ze onder haar sokken dunne zwarte kousen. Haar geitenwollen sokken duwde ze diep in de klompen. Ze rook de geur van natte wol van de jassen, en zij hing haar omslagdoek aan een haak. Daarna liep ze de brede houten trap af naar beneden, naar het souterrain. Hier was het schemerig, maar ze kende de weg en wist de deur naar de keuken blindelings te vinden. Ze hoorde in de gang wat geroezemoes van stemmen en rook de pap voor het ontbijt.
‘Moi, M’rieke,’ mompelde Trui, de kokk in. Ze stond achter het fornuis en kookte havermoutpap voor het personeel. Marieke ging aan tafel zitten op haar vaste plekje. Ze keek de tafel rond en knikte naar al die bekende gezichten van mensen met wie ze bijna iedere dag doorbracht. Aan het hoofd, vlakbij het vuur, zat Bennie, de ‘butler’. Hij was degene die de heer des huizes bediende, gasten verwelkomde en voor de familie het eerste aanspreekpunt was. Links van hem zat Klara, de eerste bediende. Zij kwam uit Duitsland, maar omdat ze allemaal het lokale dialect spraken, konden ze elkaar prima verstaan. Naast Klara zat Marieke. Dan zat aan het andere uiteinde van de tafel Trui. Links van Trui zat de eerste bediende Dirk, een jongeman van begin twintig die erg ambitieus was en graag zelf butler wilde worden. En tegenover Klara, naast Bennie, zat Kobus de tuinman. Hij was al oud, halverwege de vijftig, had een verweerd gezicht en liep een beetje krom.
‘Dat komt van al dat schoffelen en bukken,’ zei Klara vaak. Kobus was als jongen van veertien begonnen op Kasteel Sinderen en had veel meegemaakt in de jaren dat hij voor de familie werkte. Marieke probeerde weleens wat verhalen bij hem los te peuteren, maar dat lukte tot nu toe niet zo best. Hij zei niet zoveel en ging meteen na het eten weer aan het werk.
‘Mag ik even de bruine suiker?’ vroeg Marieke, toen iedereen had gebeden voor het eten. Er stonden grote kommen dampende pap op tafel. Daar mocht je wat stroop of suiker overheen doen. Dat was een luxe die ze zich thuis niet konden veroorloven. Dat was een van de redenen dat het zo fijn was om op het kasteel te werken, bedacht Marieke terwijl ze voorzichtig een hap nam van de pap waar de bruine suiker aan het oplossen was en als een plasje erbovenop bleef liggen. Marieke was zeventien en werkte sinds een jaar op het kasteel als tweede dienstbode. Van haar werd verwacht dat ze de haarden verzorgde, de woonkamers schoonmaakte en de kokkin hielp met voorbereidingen voor het eten.
Na het ontbijt ging Marieke naar boven om de haard in de eetkamer leeg te halen. Dat was altijd een vies werkje, en ze moest voorzichtig zijn om te voorkomen dat het roet ging stuiven. Toen ze de as bij elkaar had geveegd in het blik waarvan de deksel dicht kon, ging ze weer op haar knieën zitten. In de mand zat nog voldoende hout. Daarmee bouwde ze een stapeltje in de haard en stak er vervolgens de brand in. Ze genoot nog even van de warmte, en nam daarna de lege houtmand en het stoffer en blik mee naar beneden. Kobus zorgde ervoor dat de houtmanden weer gevuld werden, en Dirk had als taak om de manden in alle kamers te zetten.
Vandaag was het maandag, en dan kwam haar moeder ook werken op het kasteel, als meid voor het grove werk. Marieke vond het altijd gezellig op de dagen dat haar moeder er was. Samen met Trui en Klara dronken ze ’s middags thee in de warme keuken en kletsten ze heel wat af. Het kasteel was eigenlijk een flink landhuis, dat gebouwd was op de fundamenten van een oud kasteel. Het werd bewoond door Herr Ruebel. Deze oudere, Duitse man was wat excentriek en deed soms vreemde dingen. Zijn vrouw, twee dochters en een zoon waren al jaren geleden overleden. En nu leefde hij samen met de voormalige gezelschapsdame, Carolina. Marieke was altijd een beetje bang voor die twee mensen, omdat ze onvoorspelbaar waren.
‘Marieke, ga jij de salon maar schoonmaken. Volgens mij verwacht Herr Ruebel vanmiddag bezoek. Een journalist van de Zutphense Courant,’ zei Klara. Klara was degene die Marieke vertelde wat er van haar verwacht werd. Ze deed dat op een prettige manier en was niet te bazig.
‘Dat zal ik doen, Klara. Een journalist? Ik ben benieuwd waarom die naar dit oude huis toe komt,’ reageerde Marieke wat verbaasd. Huis Sinderen was behoorlijk verwaarloosd, zowel vanbuiten als vanbinnen. Herr Ruebel had nogal wat verkeerde beslissingen genomen, geld vergokt en er een dure levensstijl op na gehouden. Hij had geen geld meer om het huis op een behoorlijke manier te onderhouden, en dat begon na tien jaar zijn sporen na te laten.
Marieke zette de ramen van de salon open, zodat de bedompte lucht van rook en kaarsen weg kon trekken. Toen ze uit het raam keek, zag ze haar moeder die bezig was om de grote lakens die ze had gewassen buiten aan de lijn te hangen.
‘Joehoe, moeder!’ riep ze zachtjes en ze zwaaide toen haar moeder zich naar haar omdraaide.
‘Heb jij niets beters te doen dan uit het raam hangen?’ vroeg Anna streng, maar met een glimlach.
‘Ik ga alweer aan het werk. Tot straks,’ zei Marieke en ze draaide zich om. Ze schrok, want zonder dat ze het gehoord had, was Carolina, de maîtresse van de kasteelheer, de kamer in gekomen. Ze was een Russische vrouw, die gebrekkig Duits sprak. Ze was al in de veertig en probeerde wanhopig er nog jong uit te zien.
‘Waar is Johan?’ vroeg Carolina uit de hoogte.
‘Goedemorgen, Frau Zerrenner, ik weet niet waar Herr Ruebel is. Zal ik Bennie even vragen?’ antwoordde Marieke bedeesd.
‘Nee, laat maar. Ga maar gauw deze kamer doen, want het is hier een bende,’ reageerde de vrouw op scherpe toon, en ze liep de kamer weer uit. Marieke veegde haar trillende handen af aan haar schort. Ze hoopte maar dat ze niet in de problemen zou komen bij mevrouw Zerrenner 

1876
Marieke schrikt op uit haar overpeinzingen, als ineens uit het struikgewas een fazant tevoorschijn komt en deze gauw het pad oversteekt. Ze was helemaal terug in 1860, het jaar dat de kasteelheer het aan de stok kreeg met andere notabelen.

1860
Via ingezonden brieven was het een ruzie die publiekelijk uitgevochten werd. De journalist van de Zutphense Courant wist dat het een sappig verhaal was, toen hij die middag langs was gekomen voor een interview met de heer Ruebel. In geuren en kleuren had de volgende dag een groot artikel in de krant gestaan over het vervallen landhuis en de verlopen maîtresse van de oude landheer. Marieke had de krant aan het einde van de middag verkreukeld in de hoek van de salon gevonden en deze meegenomen naar de keuken. Terwijl Klara en Bennie er niet waren – want die zouden het geroddel over hun baas afkeuren – las Marieke het aan Trui voor. Trui kon niet lezen, maar daar ondervond ze geen hinder van.
‘En het is zeer de vraag of Herr Ruebel wel bij zijn vol e verstand is, als hij vertelt over de aanleiding van de ruzie. Het verraad van zijn kennis de notaris, zoals hij het noemt, heeft ertoe geleid dat hij veel geld verloor bij het speculeren met aandelen. En daarom leeft hij nu op de rand van de armoede. Het lijkt me redelijk om aan te nemen dat de heer Ruebel op eigen kracht verkeerde keuzes heeft gemaakt en daar nu de schuld van bij anderen wil leggen. Die vlieger gaat niet op, en hij heeft hiermee het respect van zijn gelijken in Wisch en omstreken verloren,’ las Marieke met haperende stem en rode wangen voor. Ze schrok van de beschrijvingen van haar werkgever en het gebrek aan respect waarmee over hem geschreven werd. Ze voelde zich wat beschaamd dat zij voor zo’n idioot werkte. Ze moest toch zien dat ze zich kon losmaken van het kasteel en zijn eigenaren.
‘Tsss, wat een gemene roddels schrijven die journalisten. Er klopt niets van, en onze heer Ruebel is echt niet gek, hoor,’ zei Trui verontwaardigd, en ze ging met boze gebaren aan de slag om het diner voor te bereiden.
‘Stop die krant maar in de haard en kom me maar helpen met het schillen van de aardappels,’ zei ze, toen ze zag dat Marieke nog steeds gebiologeerd naar het artikel zat te kijken. Die avond vroeg Marieke aan haar vader en moeder of die hadden gehoord over de financiële toestand van de heer Ruebel.
‘Ik ben eerder bang voor zijn gezondheid dan voor het geld,’ zei Anna, terwijl ze bij de kachel zat en wat schoon wasgoed zat op te vouwen.
‘Je moet niet alles geloven wat er in de krant staat, kind,’ merkte Mariekes vader, Klaas, op, en hij stond op om nog een rondje langs de dieren te maken. Het was nog licht buiten, tegen acht uur zou de zon ondergaan. Klaas werkte overdag bij een grote herenboer en pachtte een klein boerderijtje op zijn grond. Hier woonden ze met hun gezin met vijf kinderen. Naast Marieke was er Klaas, hij was de oudste zoon. Daarna kwam Truus, de oudste dochter van negentien. Na Marieke kwam haar zusje Hanneke van veertien, en de benjamin van het gezin was Jan. Hij ging nog naar school tot aan de zomervakantie. Dan was hij ondertussen twaalf geworden en kon hij gaan werken.
‘Wil jij in de moestuin het laatste stuk onkruidvrij maken? Dan kan ik morgen spinazie zaaien,’ vroeg moeder aan Marieke. Marieke had meer zin om het boek te gaan lezen dat ze uit de bibliotheek van Kasteel Sinderen had meegesmokkeld. Maar ze ging gehoorzaam naar buiten, waar aan de zijkant van het huis een grote moestuin lag. Dat was de trots van haar moeder, die groene vingers had, en er mislukte bijna nooit een oogst. Marieke had er een hekel aan dat haar handen zo vies werden van het gewroet in de aarde, maar het was voor een goed doel. Toen vader klaar was in de stal, kwam hij over het hek leunen dat langs de tuin liep. Hij stak zijn pijpje aan en blies genietend een rookwolk uit.
‘Wat een mooie avond, Marieke. Heb jij het wel naar je zin op het kasteel?’ vroeg hij, en hij keek naar zijn dochter die op haar knieën op de grond zat en met kordate bewegingen het onkruid uit de aarde trok. Het was een knappe jonge vrouw, vond hij. Ze was een echte Hollandse meid, blond haar met blauwe ogen. Door haar ogen maakte ze indruk, want die keken met een open en verstandige blik de wereld in. Hij wist dat Marieke van lezen hield en dat ze intelligent was. Klaas gunde haar iets meer dan dienstbode te zijn, maar hij wist ook dat er voor zijn kinderen niet veel mogelijkheden waren.
‘Ja hoor, vader, het andere personeel is aardig. Maar meneer Ruebel en mevrouw Zerrenner, die zijn best wel vreemd. Soms vind ik het een beetje eng in dat grote huis.’ Ze schrok dat ze dit hardop zei, want ze wilde haar vader niet ongerust maken.
‘Je hebt misschien een beetje te veel fantasie. Dat krijg je van al dat lezen.’ En hij klopte zijn pijpje leeg, op dezelfde paal die hij daar altijd voor gebruikte.
‘Ach, vader, ik hou juist zoveel van verhalen lezen, daar kan ik echt niet mee stoppen, hoor.’ Marieke lachte een beetje schuldbewust. In hun omgeving was het gebruikelijk dat je altijd aan het werk was, en lezen werd als een luxe en nutteloos tijdverdrijf gezien. Ze stond op en klopte haar rokken en schort af. De mand met onkruid nam ze mee, want dat ging op de composthoop

1876
Marieke is weer teruggelopen naar haar ouderlijk huis. Het is vreemd om hier weer te lopen, nu niet op klompen maar in nette leren rij glaarsjes. Er komt geen rook uit de schoorsteen, want het is juli en het wordt binnen niet koud meer. Ze heeft haar kinderen bij hun oma achtergelaten, omdat ze even een moment voor zichzelf wilde. Anna zit aan de achterkant van het huis en is bezig om sperziebonen te doppen. Breekbonen, zoals ze dat hier in het grensgebied met Duitsland noemen.
Twee van Mariekes vier kinderen spelen in de wei met de hond en de geit. Anton is de oudste van tien, en daarna komt Klaas, die twee jaar jonger is. Thuis zijn er nog twee meisjes, maar die vond ze nog te klein om nu mee te nemen. Het zijn Mientje van vier jaar, en de jongste is nog maar twee jaar. Dat is de dochter die ze Albertha hebben genoemd. Haar moeder zit voorovergebogen en de vermoeidheid die ze uitstraalt, treft Marieke.
‘Zal ik je even helpen, moeder?’ vraagt Marieke als ze aan tafel is gaan zitten.
‘Graag, Marieke.’ Anna schuift de bak met bonen naar het midden van de tafel. Samen zitten ze de bonen af te halen en breken ze in tweeën. Deze bonen komen uit de moestuin van Klaas en niet uit de moestuin die haar moeder altijd zelf had.
‘En wat vind je daar nou van? Dat het Huis Sinderen is afgebroken? Ik kan het nog steeds niet geloven,’ vraagt moeder. ‘Het is heel gek en ook zonde dat het nu gewoon weg is. Alsof het er nooit heeft gestaan.’
‘En het puin van het kasteel hebben ze gebruikt bij de nieuwbouw van een paar boerderijen. Zo blijft er toch nog iets van bestaan.’ Anna is blijven werken voor de familie Ruebel tot aan de verkoop van Huis Sinderen. Toen duidelijk werd dat de nieuwe eigenaar er niet zou gaan wonen, verdween voor al het personeel hun baan. Gelukkig waren alle kinderen ondertussen volwassen en konden Mariekes ouders samen rondkomen, terwijl hun zoon Klaas de boerderij overnam.
Marieke kijkt eens naar haar moeder. Ze is begin zestig, maar ziet eruit als een oude vrouw. Haar dikke haar is grijs geworden, op de rug van haar handen zitten bruine levervlekken en ze heeft veel rimpels in haar gezicht. Het zware lichamelijke werk heeft zijn tol geëist. Ze herinnert zich nog de dag dat ze met het hele gezin naar de kermis waren gegaan. Toen had haar moeder nog een jonge vrouw geleken. Ze had zoveel voorpret gehad, met glimmende ogen en een stralende lach op haar gezicht. Dat was de dag geweest dat Marieke Berend had ontmoet, en ze had geweten dat haar leven ingrijpend zou veranderen.

1860
‘Marieke, ben je klaar? We willen echt graag gaan,’ riep Hanneke, haar jongere zusje. Het hele gezin was in opperste staat van opwinding, want vandaag was het weer de start van de jaarlijkse kermis. Een feest in september dat drie dagen duurde. In het dorp kwam iedereen bij elkaar. En vooraf waren alle erven en huizen opgeknapt, zodat alles er weer mooi bij lag.
Het was een tijd dat familie die weg was getrokken, weer terugkwam om mee te feesten. Lopend gingen ze naar het dorp, en onderweg kwamen ze hun buren tegen. Het was een behoorlijke stoet geworden toen ze bij het dorp aankwamen. Eerst liepen ze langs de veemarkt waar schapen te koop waren. En verderop stonden de kramen met lekkers en speelgoed, en daarna kwam het plein met de draaimolen en de schiettent. Overal kwamen ze bekenden tegen en bleven ze staan om te kletsen. Toen was het tijd voor het vogelschieten, want de schutterij en de fanfare marcheerden door het dorp. Iedereen liep erachteraan richting het weiland waar de houten vogel van de stok af geschoten moest worden.
Het was een competitie tussen de mannen, wie het laatste stukje van de houten vogel eraf schoot, werd de koning. Klaas deed mee, net als bijna alle jonge mannen. Onder luid gejoel en gejuich werd de vogel eraf geschoten door een wat oudere boer. Hij werd door iedereen gefeliciteerd en later met veel ceremonieel gekroond tot koning van dat jaar. Marieke stond met haar moeder en Hanneke in de wei en ze dronken koffie, al waren er al veel aan de jenever. Het was mooi weer en iedereen had het goed naar de zin. Dit was het feest waar het hele jaar naar uitgekeken werd.
‘Ik wil straks naar de draaimolen. Ga je mee, Marieke?’ vroeg Hanneke ongeduldig.
‘Ja, zo direct, eerst mijn koffie opdrinken.’
‘Ik wil straks ook naar de kramen om een nieuwe borstel en mattenklopper te kopen,’ zei moeder. Toen kwam er een vrouw bij staan, die door Anna hartelijk verwelkomd werd.
‘Hallo, Mina, hoe is het met jou?’ zei ze vriendelijk en ze zoende de vrouw op haar wang. Marieke zag dat het een vrouw was die in de stad woonde. Dat kon ze zien aan de kleding en het feit dat ze haar niet kende.
‘Mina, dit zijn mijn twee dochters. Meiden, dit is Mina, een oud-klasgenootje van me.’ Mina vertelde dat ze uit Aalten gekomen was met haar man en hun zoon om de kermis mee te vieren. Haar zoon Berend was achttien en net van school.
‘Zo’n slimme jongen,’ zei ze met moederlijke trots. Marieke en Hanneke besloten om naar de draaimolen te gaan en namen afscheid van hun moeder en Mina.
‘Die Berend zal wel een moederskindje zijn,’ zei Marieke een beetje gemelijk tegen haar zusje toen ze buiten gehoorsafstand waren.
‘Hij is zoóó slim,’ gniffelde Hanneke, die opkeek tegen haar grote zus en altijd dezelfde mening had. Toen ze lachend en een beetje misselijk uit de draaimolen kwamen, liepen ze tegen hun ouders aan, die samen met Mina, een oudere heer en een jonge man naar hen stonden te kijken. Ze werden voorgesteld aan de echtgenoot van Mina, Anton Mensink. Hij was een commies, een ambtenaar van de gemeente Aalten. Hun zoon Berend was een knappe jongen met donker haar en donkere ogen. Toen Marieke hem de hand schudde, voelde ze zich verlegen onder zijn goedkeurende blikken.
‘Werk jij op Kasteel Sinderen?’ vroeg hij haar, toen ze naast elkaar stonden en even niet wisten waar ze het over moesten hebben.
‘Ja, dat klopt, voor de heer Ruebel. Wij wonen in Sinderen, dus ik ben blij dat ik daar als dienstbode kan werken,’ vertelde Marieke.
‘Dat lijkt me inderdaad een goede werkgever. Al is hij wel veel in opspraak de laatste tijd. En hoe is het met zijn gezondheid?’ vroeg Berend, en hij keek met veel plezier naar het levendige gezicht van Marieke. Ze had een gave huid met gezonde blosjes op haar wangen. Haar blauwe ogen straalden van plezier, en een lok blond haar was ontsnapt uit haar kapje.
‘Hij is al best oud en nogal ziekelijk. Hij heeft een zoon die getrouwd is en een gezin heeft . Zij wonen in Anholt. Misschien komen zij op het grote huis wonen als de oude heer komt te overlijden. Ik hoop het maar, anders raak ik misschien mijn dienstje kwijt,’ zei Marieke nadenkend. Dit was iets waar ze nog niet eerder over had nagedacht, maar ze besloot het nu uit haar hoofd te zetten. Vandaag was het geen dag om te piekeren.
‘En jij, wat ga jij doen nu je klaar bent met school?’ vroeg ze hem. Berend vertelde vol enthousiasme over de fabriek die hij wilde gaan beginnen. Een bombazijnweverij. Bombazijn was een geweven stof, waarvan de inslag van wol was en de schering van zijde. Het werd vooral voor werkkleding gebruikt, omdat het stevig en slijtvast was. Marieke was onder de indruk van zijn verhaal en ze merkte dat ze hem echt een leuke vent vond.
‘Zullen we samen naar de schiettent gaan? Dan ga ik proberen om iets voor je te winnen,’ vroeg Berend, en hij pakte haar hand. Ze lachte naar hem en liep graag mee. Mina stootte haar echtgenoot aan en knikte naar het paar. Anton keek een beetje afkeurend, want zijn zoon was eigenlijk te goed voor die dochter van een pachtboer, vond hij. Al kon hij niet ontkennen dat het een knap meisje was. Als commies was hij van een hogere stand en daar was hij zich zeer van bewust. Maar het was feest, en dat was het moment voor jongens en meisjes om samen plezier te maken. Hij besloot zich er verder geen zorgen over te maken, want Berend was een verstandige jongen.

1876
‘Marieke, wat ben je ver weg met je gedachten,’ zegt Anna, terwijl ze haar handen schoonveegt aan een doek. De bonen zijn schoon en liggen in de pan met water. Marieke schrikt op uit haar herinneringen en glimlacht naar haar moeder.
‘Ik zat te denken aan de dag van het kermisfeest dat ik Berend leerde kennen,’ zegt ze, terwijl ze van tafel opstaat en met de pan naar binnen loopt.
‘Ja, wie had toen kunnen denken dat jullie samen zouden trouwen. Zijn vader vond hem veel te goed voor jou,’ antwoordt moeder met een lach in haar stem. Na al die jaren is wel gebleken dat Berend zonder Mariekes steun misschien niet zo’n groot succes van zijn eigen bedrijf had kunnen maken.
‘Ja, Berend heeft nog best een strijd moeten voeren met zijn ouders, maar nu zijn ze best tevreden met hun schoondochter.’ Marieke kijkt uit het raampje boven het aanrecht en ziet haar broer uit de stallen komen.
‘Ik ga Klaas even gedag zeggen. En dan moeten we bijna gaan, moeder.’ Ze draait zich om en geeft haar moeder een klopje op haar arm. Ze zijn geen familie die hun genegenheid laten zien, maar Marieke is oprecht blij om weer even een paar uur in haar ouderlijk huis te zijn geweest. Straks wordt ze door een rij tuig opgehaald, dat Berend voor haar zal sturen. Dat is een wereld van verschil met de manier waarop ze vroeger reisde. Toen ging ze te voet of op een kar die toevallig dezelfde kant op ging.
‘Hé, Marieke, kom je weer eens kij ken bij ons?’ zegt haar broer vriendelijk als hij haar over het erf naar hem toe ziet komen lopen.
‘Ja, ik wilde kijken op de plek waar het kasteel heeft gestaan. Gek dat je er niets meer van terugziet,’ zegt ze en ze geeft hem een kus op zijn wang.
‘Het kapelletje staat er nog wel, net als de grafsteen van Albertha. Heb je die niet gezien?’ vraagt hij. Hij gaat ondertussen verder met het opstapelen van balen stro in de schuur.
‘Ach nee, daar ben ik niet geweest. Die arme Albertha, ze is veel te jong overleden,’ zegt Marieke, en ze gaat op een baal stro zitten.
‘Zeg, dame, als je me in de weg gaat zitten, kun je beter gaan,’ merkt haar broer op.
‘Misschien kun je Lenie even gedag gaan zeggen? Ze is in de spoelkeuken bezig om de aardbeien schoon te maken.’ Marieke loopt naar het grote deel van de boerderij waar haar broer met zijn gezin woont. Hij heeft het bedrijfje van zijn vader overgenomen en wat verder uitgebreid. En een paar dagen per week werkt hij als knecht op een grote herenboerderij in de buurt. Net als zijn vader.
‘Hallo, Lenie, kan ik je misschien even helpen?’ vraagt Marieke als ze de ruimte binnenloopt waar haar schoonzus altijd groenten inmaakt en van fruit jam kookt.
‘Ha, Marieke, leuk dat je er bent. Wim en Bennie zij n met jouw jongens aan het voetball en in de wei,’ zegt Lenie, terwijl ze een nieuwe mand met aardbeien in de gootsteen laat glijden. Na het wassen worden de kroontjes verwijderd en daarna kan er jam van gekookt worden. Marieke glimlacht bij het idee dat haar stadskinderen het op moeten nemen tegen hun neven. Ze zullen wel lekker vies mee naar huis gaan.
‘Heb je nog iets van Hanneke gehoord? Ik ben zo benieuwd hoe het haar bevalt, het getrouwde leven,’ zegt Lenie, terwijl ze ondertussen de aardbeien op droge theedoeken legt en begint met het verwijderen van de kroontjes. Marieke helpt mee en denkt aan haar jonge zusje, die samen met haar in de draaimolen zat en lachte. Ze was altijd in geweest voor een goede grap. Het leven is niet makkelijk voor haar geweest, maar nu heeft ze haar plek gevonden.
‘Wij zien hen nog regelmatig. Het gaat heel goed met haar.’ Grappig hoe snel ze weer de slag te pakk en heeft van het schoonmaken van aardbeien. Iets wat ze vroeger ieder jaar deed in de zomer, toen ze aardbeien uit de moestuin oogstten en moeder er heerlijke jam van maakte.
‘Hoe gaat het met jou?’ vraagt Marieke en ze kijkt haar schoonzusje van opzij aan. Lenie ziet er ouder uit dan ze werkelijk is. Het leven op de boerderij is niet vriendelijk voor een vrouw, omdat ze in weer en wind buiten bezig is en er altijd wel werk ligt dat gedaan moet worden.
‘Goed, hoor. Klaas heeft een paar pinken om af te kalven, dus dat zorgt voor wat extra inkomsten. We mogen niet klagen.’ Als Marieke aan het eind van de middag samen met haar zoons in het rijtuig zit, komen de herinneringen aan haar jeugd weer boven, waarin ze iedere dag werkte op het kasteel en zich afvroeg of dit het leven was. Hard werken, trouwen, kinderen krijgen en dan oud en ziek worden. Dat was het leven dat ze om zich heen zag, voor mannen en vrouwen.
Ze was best een slim kind geweest en had op de lagere school goed gepresteerd. Maar het was toen heel normaal dat je als kind na de lagere school aan het werk ging. En dat was ook wat Marieke had gedaan, maar de liefde voor lezen en te willen weten wat er in de wereld om haar heen gebeurde, onderscheidde haar van haar leeftijdgenootjes.
Na een aantal jaren thuis gewerkt te hebben en op een boerderij in de buurt, was ze blij op haar zestiende aan de slag te kunnen op Kasteel Sinderen. De eerste dag dat ze in de grote hal stond en alle pracht en praal in zich opnam, zou ze nooit vergeten. De luxe en rijkdom benam haar bijna de adem. Zo kon je dus ook leven, omringd door schoonheid en comfort. Ze voelde zich een knullig boerenmeisje, toen ze daar op die glanzende parketvloer stond en opkeek naar een prachtige kroonluchter. Ze werd door Klara meegenomen naar de salon, om aan de heer des huizes voorgesteld te worden. Ze stapte de drempel over en een indrukwekkende kamer binnen, waar het vuur brandde in de haard en een oudere man in een hoge stoel een boek zat te lezen.
‘Herr Ruebel, ik wil u graag voorstellen aan Marieke. Zij komt als tweede dienstmeisje bij ons werken. Haar moeder werkt hier ook een paar dagen per week voor het grove werk. Ze komt uit een goed nest,’ vertelde Klara, terwijl ze Marieke gebaarde om naar voren te lopen. Toen ze voor de stoel stond, keek de oude heer haar onderzoekend aan.
‘Mmm, ze ziet er pienter uit. Hard werken en niet te veel opvallen, dan doe je het goed, meisje.’ En het volgende moment had hij zijn belangstelling voor haar verloren. Klara liep de kamer uit en gaf aan dat Marieke haar moest volgen. In de weken die volgden, moest ze eraan wennen dat ze vrij wel onzichtbaar was voor de bewoners van het huis. Ze kwam in de kamers als zij elders verbleven en bracht veel tijd door in de keuken en de kelders. Het waren twee werelden, die elkaar niet vaak raakten.

1860
Tot die ene middag, dat beide werelden met elkaar in botsing kwamen. De spanning was al een paar weken te snijden in het huis, vanwege het schandaal dat in de kranten stond. Herr Ruebel was in een slecht humeur en gedroeg zich ronduit grof tegen het personeel. Er kwam bijna geen bezoek meer, en het werd merkbaar dat er een gebrek aan geld was. Ook Carolina had last van de veranderingen, nu ze alleen was aangewezen op haar oude en boze minnaar. Ze voelde dat wanneer het mis zou gaan, zij degene was die het meeste te verliezen had. Carolina kreeg de gewoonte om nerveus van kamer naar kamer te drentelen en met het personeel dat aanwezig was te gaan praten. Iets wat daarvoor hoogst zelden gebeurde.
Marieke was bezig in de hal om de trapleuning af te stoffen en al het koper te poetsen, toen Carolina naar beneden liep. Ze liep niet rustig, maar rende bijna en gleed uit ter hoogte van waar Marieke stond.
‘Oh, oh help!’ riep Carolina, toen ze voelde dat haar voet onder haar weggleed. Ze viel op haar achterste en gleed naar beneden. Daar stond toevallig Dirk, die net uit de salon was gekomen om aan een verzoek van de heer Ruebel te voldoen.
‘Hola, Frau Zerrenner. Laat me u even helpen,’ zei hij galant, toen ze met een bons onder aan de trap was beland. Hij keek over het hoofd van Carolina naar Marieke, die geschokt keek, en hij knipoogde naar haar. Marieke rende naar beneden en samen hielpen ze de verfomfaaide Frau Zerrenner weer overeind.
‘Jij , jij …!’ stamelde Carolina toen ze Marieke zag. ‘Jíj hebt me laten struikelen!’ riep ze verontwaardigd, want ze voelde zich zo belachelijk dat iemand anders daar de schuld van moest krijgen.
‘Ik wil dat je ontslagen wordt, hoe durf je!’ Carolina ging tekeer tegen Marieke, die niet wist hoe ze hierop moest reageren. Ondertussen was de heer Ruebel op het lawaai afgekomen. Carolina beschuldigde Marieke er direct weer van dat ze haar van de trap had laten vallen.
‘Ik wil dat je die meid meteen ontslaat,’ riep ze bevend van woede. Dirk stelde voor dat Marieke maar even naar het souterrain moest gaan, zodat hij aan de heer Ruebel kon vertellen wat hij had gezien. Op van de zenuwen en de schrik liep Marieke naar de keuken. Daar ging ze aan tafel zitten en begon spontaan te huilen.
‘Ach, meisje, wat is er aan de hand?’ vroeg Trui geschrokken. Marieke vertelde met horten en stoten het verhaal.
‘En nu wil ze dat ik word ontslagen, maar ik heb helemaal niets gedaan!’ De schrik maakte plaats voor boosheid.
‘Rustig maar. Dirk zal er wel voor zorgen dat meneer Ruebel hoort wat er echt is gebeurd,’ troostte Trui.
‘Marieke, kom je even mee naar de salon?’ Dirk stak zijn hoofd om de deur en samen liepen ze weer naar boven.
‘En, raak ik mijn dienstje kwijt?’ vroeg Marieke zachtjes, en ze veegde de laatste tranen uit haar ogen.
‘Kom maar mee, dan hoor je het zelf van meneer Ruebel,’ zei Dirk en hij opende de deur van de salon.
‘Zo, Marieke. Kennelijk heb jij Frau Zerrenner erg laten schrikken. Maar ik ben ervan overtuigd dat je het niet met opzet hebt gedaan. Daarom wil ik graag dat je haar jouw verontschuldigingen aanbiedt. En dan vergeten we dit nare incident,’ zei de heer Ruebel, toen ze met gebogen hoofd in de kamer stond. Verontschuldigingen aanbieden? Met een ruk keek ze op met een verontwaardigde blik in haar ogen. Dirk, die zag dat Marieke boos werd, gaf haar een duwtje tegen haar elleboog. Carolina zat in de stoel tegenover de heer Ruebel en keek haar afwachtend aan. Het was een absurde situatie, maar Marieke voelde wel dat ze haar baantje op het nippertje kon redden.
Daarom keek ze Carolina vol in het gezicht en zei: ‘Het spijt me dat ik u heb laten schrikken, Frau Zerrenner.’ Carolina knikte genadig en maakte een gebaar met haar hand, wat betekende dat Marieke wel kon vertrekken. Dirk en Marieke liepen samen weer naar beneden, want Marieke moest wel even stoom afblazen.
‘Dat idiote mens! Ze struikelt zelf en glijdt op haar bips naar beneden. En dan moet ík mijn excuses maken!’ riep Marieke nog altijd verontwaardigd, terwijl ze met z’n drietjes een kop thee dronken.
‘Gelukkig dat je jouw baan niet kwijt bent geraakt. Hoe oneerlijk ook, dat had ook kunnen gebeuren. Goed dat Dirk er ook bij was,’ zei Trui.
‘Bedankt, Dirk. Was Frau Zerrenner erg kwaad op mij?’
‘Ach, ze was vooral kwaad op zichzelf dat ze van de trap was gevallen, en toen moest iemand anders daar de schuld van krijgen. Laten we maar gauw weer aan het werk gaan,’ zei Dirk nuchter. En Marieke ging weer terug naar de trap om verder te gaan met het koperpoetsen.


>