Preview: ‘Geen weg terug’

Geen weg terug

In het leven van Martha, de hoofdpersoon in Geen weg terug van Marleen Schmitz, is al jaren niets noemenswaardig veranderd. Als ze hoort over een nieuwe weg die wel erg dicht in de buurt van hun dorp wordt gelegd, voor sommigen zelfs reden om te gaan verhuizen, lijkt dat het begin te zijn van allerlei verschuivingen. Haar man Max neemt alvast een optie op een ander huis. Dochter Desiree zit op de havo en wordt verliefd op de oudere broer van een schoolvriendin. Collega Janey is ongepland zwanger van een man die zijn verantwoordelijkheid niet wil nemen. En zoon Dave komt in allerlei gedoe terecht. Is er nog een weg terug?

Geen weg terug is een aangrijpende en realistische roman over het accepteren van verandering en nieuwe wegen durven in te slaan. Eerder verschenen van Marleen Schmitz onder meer Het gouden lint en Een verre vriend.


Hoofdstuk 1

De eerste dag van de maand april begon rustig in de supermarkt. Martha vulde de rookwaren bij de kassa aan zodat ze in de buurt was als Janey haar nodig had. Helaas was dat best vaak het geval. Soms scande Janey een artikel twee keer, soms was ze te vroeg met het totaalbedrag, maar de meeste moeite had ze ermee als een klant wat kleingeld meegaf zodat ze een rond bedrag kon teruggeven. Het irriteerde Martha dat ze telkens weer moest corrigeren en uitleggen, maar Albert had haar nu eenmaal opgedragen Janey te begeleiden. Nu zat dit meisje dus op haar gemakje achter de kassa terwijl zij voor twee moest werken.
Bij het optillen van een lege doos stootte ze haar hoofd en riep au. Eigenlijk veel te hard, hoorde ze zelf.
‘Je hoofd?’ vroeg Janey bezorgd. ‘Doet het pijn? Sorry, ik weet dat ik je in de weg zit, maar…’
‘Jij kunt er niets aan doen, het is hier gewoon te nauw.’ Ach, Janey was best lief, maar ze dacht gewoon niet goed na.
‘Ik vind het zo smerig.’ Martha wees naar de afschrikwekkende plaatjes op de sigaretten. ‘En toch is de halfzware shag weer bijna op, snap je dat nou? Rook jij?’
‘Ik niet, maar mijn vriend jammer genoeg wel,’ antwoordde Janey. ‘Ik heb hem gisteren zelfs moeten beloven dat ik nieuwe shag voor hem mee zou brengen. De zijne was bijna op.’ Met prachtig opgemaakte ogen keek ze Martha aan. ‘Maar het is mijn vriendje, hè.’
‘Lastig, ja. Ik haal even een nieuwe doos. Ben zo terug.’
Toen Martha, sleurend met een doos tabak, terugliep, hoorde ze al van ver dat Janey weer te maken had met een boze klant. Ze snelde ernaartoe, legde vriendelijk uit dat het vandaag Janeys eerste dag was, corrigeerde het bedrag, en gaf de klant de nieuwe kassabon.
Nadat de klant de winkel had verlaten, zei ze tegen het meisje: ‘Je kunt toch zelf wel bedenken dat een pak koffie en een pak melk nooit twintig euro kan kosten. Dan weet je toch dat je iets fout hebt gedaan? Dan zoek je dat even uit voordat je de klant twintig euro laat betalen.’
Bedeesd zei Janey: ‘Je hebt gelijk, ik keek alleen naar het scherm. Maar ik heb hoofdpijn, ik voel me echt niet lekker. Denk je dat ik van Albert even mag gaan rusten?’
‘Vraag hem dat maar zelf,’ antwoordde Martha laconiek.
Tot haar ontzetting greep Janey meteen de intercom en riep: ‘Albert naar kassa één alsjeblieft.’
Met een kregelige blik in de ogen kwam de chef op hen afstevenen. ‘Wat is er aan de hand?’
Zoals Martha al gevreesd had, richtte hij zijn vraag niet tot Janey, maar tot haar.
Het strekte Janey tot eer dat ze zelf zei dat ze zich niet goed voelde. Al was het met een trillend stemmetje. ‘Mag ik alsjeblieft even uitrusten? Deze kassa is helemaal nieuw voor me.’
‘Ga maar naar mijn kantoortje. Daar heb ik paracetamol. Ik kom zo.’
Martha besefte dat dit, hoe dan ook, verkeerd voor haar zou uitpakken. Het beste kon ze niets zeggen. Albert was gevoelig voor vrouwelijk schoon en als er tranen aan te pas kwamen, werd hij helemaal de ridder te paard. Ze slikte en probeerde een aarzelende glimlach. Het werkte niet.
‘Martha,’ siste Albert, ‘ik heb je nog zo gezegd: je moet zo’n nieuw kind niet zo streng behandelen. Nou schuif je het weer op mijn bord.’ Met een zucht voegde hij eraan toe: ‘Alsof ik daar tijd voor heb.’
Martha haalde haar schouders op. ‘Janey is niet de eerste kassamedewerkster die ik opleid. Dat weet jij ook. Het is een goed kind, maar wel traag. Ze doet, maar ze denkt niet na. Schakelt niet. Ik vraag me serieus af of ze hier wel op haar plaats is.’
‘Ze heeft van tevoren bij een van onze concurrenten gewerkt, daar heeft ze heus wel ervaring opgedaan. Wat jij moet doen, is haar op haar gemak stellen en haar zelfvertrouwen geven.’
‘En haar fouten herstellen!’ reageerde ze kortaf. Meestal maakte het haar niet uit dat Albert het niet met haar eens was. Daar was ze min of meer aan gewend. Maar soms, zoals vandaag, schoot het haar in het verkeerde keelgat.
‘Dat ook,’ zei Albert alsof hij haar boze toon niet opgemerkt had.
‘Trouwens,’ sputterde ze verder, ‘dat Janey je over de intercom hiernaartoe haalde, was niet mijn idee.’
‘Dan had je haar dat moeten beletten!’ Albert richtte de pen die hij uit het borstzakje van zijn stofjas haalde, op haar.
Martha grinnikte zachtjes. Ze herkende het gebaar.
‘Daar gaf ze me de tijd niet voor,’ antwoordde ze koeltjes. Na het wijzen met de pen – vanzelfsprekend een rode – volgde het tevoorschijn halen van zijn opschrijfboekje en het geheimzinnig noteren van een of andere opmerking. Albert had die serie gebaren overgehouden van zijn mislukte poging om onderwijzer te worden.
‘Wat sta je daar te lachen?’
‘Sorry. Binnenpretje.’ Onopvallend zette ze een klein pasje naar achteren om zijn vieze sigarettenlucht niet te hoeven ruiken. Zijn strenge-meester-act deed haar niets meer.
Ze was goed in haar werk, en ze wist dat hij de kennis die in haar hoofd zat, voor de klantenbinding niet kon missen. Ze had een goed geheugen voor gezichten en combineerde dat met oprechte interesse voor het wel en wee van de klanten. Zo onthield ze dingen als een huisdier dat naar de dierenarts moest, een opspelende kies, een bijzondere verjaardag, ziekenhuisopnames en belangrijke sportwedstrijden.
Hij slikte even, stak pen en boekje weg en zei kortaf: ‘Je kent de regels over het gebruik van de intercom.’
Met haar hoofd wees ze naar een klant die met gespitste oren bij het tijdschriftenrek stond. Hij begreep de hint en beende naar zijn kantoortje.
Martha keek hem na. Albert was tweeëndertig, meer dan tien jaar jonger dan zij en Max, maar hij oogde veel ouder. Hij was ook veel te dik. Net een olifant in die grijze stofjas, schoot het door haar heen. Het tegendeel van haar man Max, die met zijn soepele tred en gestalte veel meer weg had van een gems of een antilope. Eigenlijk was dat niet eerlijk. Albert ging twee keer per week naar de sportschool, en het bewegen van Max beperkte zich tot het uitlaten van de hond. Ja, Max was gezegend met goede genen. Zijzelf trouwens ook. Ze speelde niet meer tafeltennis op wedstrijdniveau, maar bij het recreantenteam speelde ze best nog een aardig partijtje mee en ze stond erom bekend door te gaan tot ze erbij neerviel.
‘Ik lust er nog wel een,’ zei Dave.
‘Wat denk je dat ik daarop zeg?’
Lachend haalde hij zijn schouders op. ‘Het viel te proberen.’
Martha verzamelde de wikkels en de stokjes van de ijsjes die ze net gegeten hadden en gooide ze in de afvalbak. De hond zag haar bewegen, sprong op en keek haar smekend aan. Ze kroelde hem over de kop. ‘Ja, nu ben jij aan de beurt.’ Hij rende enthousiast naar de gang waar zijn riem aan de kapstok hing.
Desiree zat met haar gymschoen op schoot een coole manier van veters strikken uit te proberen.
Met een blik op het warrige krullenhoofd van haar dochter zei Martha: ‘Ik ga Jar uitlaten, ga je mee?’ Ze hoopte dat het verlangen dat ze mee zou gaan, niet doorklonk in haar stem, maar de blik die ze toegeworpen kreeg, maakte haar pijnlijk duidelijk dat ze zich vergiste.
‘Nee. Je ziet toch dat ik bezig ben.’
‘Zal ik meegaan?’ vroeg Dave.
‘Graag, jongen.’ Martha slikte. Ze zou wat liever moeten zijn voor haar zoon in plaats van zoveel te slikken van die norse tiener met haar zwart omrande, ontevreden ogen.
Het is de leeftijd, hield ze zich voor. Desiree is vijftien, de lastigste leeftijd die ze maar kan hebben. Over een paar jaar is het over. Dan is ze weer het leuke meisje dat ze vroeger was. Maar tegen die tijd was Dave zover. Zou hij net zo’n vreselijke puber worden als zijn zus? Ze zuchtte. Dat trok ze niet, nog jaren laveren tussen toegeeflijk en streng zijn, nog jaren ruzies die uit het niets opvlamden, en er nog jaren mee geconfronteerd worden dat ze de wijste en de verstandigste had moeten zijn als ze weer eens haar geduld verloor.
‘Gaan we, mam?’ Dave haalde haar uit de gedachteriedel die ze elke dag wel een paar keer afdraaide. Ze pakte de riem en gaf hem aan Dave. ‘We zijn over een halfuurtje terug. Dees, zorg jij dan dat je je huiswerk afhebt? Als pap terug is van zijn werk, kunnen we weer eens met zijn allen aan tafel.’
Desiree schudde haar hoofd. ‘Gaat niet lukken, ik ga naar Fati.’
‘O ja?’
‘Dat heb ik je gezegd. Ben je zeker weer vergeten.’
Martha beet op haar lip en liet het brutale antwoord passeren. ‘Niet weggaan voordat we gegeten hebben.’
Ze luisterde niet naar Desirees brommerige reactie en liep achter Dave en de hond aan naar buiten. Opgelucht trok ze de deur achter zich dicht. De frisse lucht in. Even weg van alle stress. Ze wist zeker dat Desiree met geen woord gerept had over een afspraak met haar Marokkaanse vriendin, want als het Fati betrof, deed Martha haast nooit moeilijk. Soms was ze zelfs te toegeeflijk. Ze had de onuitgesproken hoop dat Fati, die haar studie echt serieus nam, een goede invloed op haar dochter zou hebben. Helaas was daar tot nu toe nog niets van gebleken. Desirees schoolresultaten waren ook nu weer onder de maat. Bij Dave, die bevriend was met Fati’s broer Brik, was dat anders. Die jongens stimuleerden elkaar op school, net zoals op het sportveld. Met Luuk er nog bij was het een leuk drietal.
‘Was je het vergeten, mam?’ vroeg Dave.
Uit zijn toon maakte ze op dat hij ook wist hoe de vlag erbij hing. Voordat ze had bedacht hoe eerlijk ze tegen hem zou zijn – hij was tenslotte nog maar een kind – zei hij: ‘Het geeft niet, mam.’
Ze sloeg haar arm om zijn schouder en trok hem even tegen zich aan. ‘Het geeft wel, maar daar moet jij je geen zorgen over maken. Het waait wel weer over.’
‘Het stórmt over, zal je bedoelen,’ grapte hij.
Ze lachte met hem mee. Eensgezind liepen ze naast elkaar. Ze hadden dezelfde pas. Nog wel. Dave was nu al net zo groot als zijzelf. Als de voorspelling van de kinderarts uitkwam, zou hij de twee meter kunnen halen. Ze blikte naast zich. Dat de magere, hoekige jongen naast haar uit zou groeien tot een man van twee meter, was heel waarschijnlijk maar toch moeilijk te geloven. Hij had nog maar net zijn kinderkrullen laten knippen.
Buurvrouw Tineke zei dat ze moest nadenken over groeistophormonen, maar daar voelde ze niet veel voor. Waarom ingrijpen in de natuur als dat niet noodzakelijk was? Voor Rozemarijn, Tinekes dochter, lag dat anders. Dat beweerde Tineke tenminste. Zij vond de een meter tachtig waar Rozemarijn naartoe ging, echt veel te lang voor een meisje.
Onder het lopen keek Martha het huis van haar buurvrouw binnen. Ze zaten aan tafel en Tineke schepte de borden vol. De kerkklok op het einde van de straat sloeg de eerste van zes langzame slagen. Martha glimlachte. Altijd om zes uur zette Tineke voor haar man en Rozemarijn een gezonde, voedzame en verantwoorde avondmaaltijd op tafel. Soms leek haar dat wel fijn: zes uur etenstijd. Maar met de onregelmatige werktijden van Max, die buschauffeur was, was dat niet te doen. En eigenlijk paste zo’n strak schema ook niet bij haar. Ze probeerde haar gezin ergens tussen vijf en zeven zo veel mogelijk samen aan tafel te krijgen en was blij als dat lukte.
Ze volgden de met bomen omzoomde straatweg waar hun huis aan lag tot aan het kruispunt bij de kerk. Daar namen ze een smalle, dalende asfaltweg die na een halve kilometer overging in een karrenspoor tussen akkers en weilanden. Dave haakte Jar los en de jack russell schoot als een pijl uit de boog voor hen uit. Een eindje verderop bleef hij op hen wachten, met de tong uit de bek achteromkijkend.
‘Jarro, kóm dan,’ riep Dave. Jarro bleef staan. Hij wist dat dit het punt was waarop werd besloten of het een kort of een lang ommetje zou worden. Als ze niet veel tijd had, liep ze tot het einde van de asfaltweg en draaide weer om. Martha keek op haar horloge. Dat zou ze nu ook moeten doen, maar als ze flink doorstapten, kon het net.
‘Allee dan, loop maar door.’
Dave gooide een tennisbal en Jar spoot als een speer erachteraan, Martha pakte lachend een tak en gooide die de andere kant op, Jar zigzagde heen en weer.
Bij de oude linde op de driesprong bleef ze staan. Haar vaders boom. Hoe vaak had ze dit rondje niet met hem gelopen? ‘Bomen geven onderdak aan vogels en insecten, beschutten de mens voor regen, wind en hagel en zorgen voor gezonde lucht. Bomen zijn belangrijk, vergeet dat nooit.’ Ze hóórde het hem zowat zeggen.
‘Já, pap,’ dacht ze dan altijd als antwoord.
Toen stond de linde op een viersprong, voorzien van een hagelkruis en een gammel bankje. Het pad dat vroeger de veldweg kruiste waar ze nu over liep, was aan de ene kant opgegaan in een grote akker; aan de andere kant slingerde het zich door een kreupelbosje naar de vooroorlogse woonwijk met ruime achtertuinen toe. Ooit zou het paadje en misschien ook het bosje worden opgeofferd aan een in de lucht hangend verkeersplan. Voor Martha mocht dat eeuwig toekomst blijven, want ze woonde nergens liever dan waar ze nu woonde. Het huis was van haar ouders geweest, ze was er geboren en opgegroeid; er was geen plekje zonder herinnering. En hoe fijn was het om binnen tien minuten al buiten de bebouwde kom te zijn. Hoe heerlijk, die blauwe lucht boven haar hoofd, en al dat groen om haar heen… het gedruis van het autoverkeer dacht ze voor het gemak maar weg.
‘Mám, gooi die bal even terug, wil je?’ riep Dave.
Met een slinger die haar een knak in haar schouder bezorgde, gooide ze de bal naar hem toe. De bal viel op de grond en de hond was er het snelste bij. Hij griste de bal weg en kwam ermee naar haar toe.
‘Jij kunt er geen genoeg van krijgen, hè?’ zei ze tegen het dier. ‘Maar je hebt pech, ik stop de bal in mijn zak, want we moeten naar huis.’ Ze aaide hem over de kop en stapte zo snel als ze kon verder. Misschien was Max al thuis. Misschien was hij of Desiree zelfs al met koken begonnen. Alles was voorbereid: de aardappels waren geschild, de boontjes schoongemaakt en de gehaktballen lagen te wachten in de koelkast.
Het laatste stuk van de wandeling ging langs een braakliggend terrein met hoog opgeschoten onkruid. In het zand glinsterden een paar lachgaspatronen. In het begin werd het terrein gebruikt door kinderen met fietsjes en voetballen, maar inmiddels was het uitgegroeid tot een hangplek van tieners met scooters en mountainbikes. Martha prees zich gelukkig dat Desiree nog te jong was voor een scooter. Ze hoopte nog steeds dat de liefde die haar dochter altijd voor paarden had gehad, opnieuw zou opflakkeren.
Met haar blik volgde ze Dave die achter Jarro aan over het terrein rende. Er was iets veranderd, maar wat? Ineens viel het haar op, iemand had een aantal gekleurde paaltjes in de grond gezet. Voor een mountainbikeparcours? Of ging iemand hier iets bouwen? Met Jarro aan zijn voeten kwam Dave naar haar toe en ze vroeg hem ernaar.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Geen idee, mam.’
Met een pas tussen lopen en rennen in haastten ze zich naar huis. Desiree zat op hete kolen, Max was moe en hongerig, zelf had ze ook behoorlijk trek. Het drong niet tot haar door wat Dave allemaal zei over het programma van het schoolverlaterskamp. In gedachten ging ze haar voorraadkast na. Misschien had ze nog een blik kant-en-klare soep.
In plaats van Desirees fiets stond die van Max tegen het muurtje. Martha voelde hoe haar schuldgevoel zich vermengde met ergernis. Ze kneep haar handen tot vuisten en ging door de achterdeur naar binnen. De keuken was leeg. Er hing een etenslucht, maar onder de pannen was geen vlammetje te zien. Wel lag er een koekenpan met resten vet en eigeel in de gootsteen. Op het aanrecht stonden twee vuile borden. In de woonkamer stond de televisie aan.
Dat gebeurt er als je even niet thuis bent, dacht ze. Maar daar mag je niet over zeuren, want je was zelf te laat, wees ze zichzelf meteen terecht.
‘Hier zijn we.’
Max draaide zijn hoofd naar haar toe. Er lag verwijt in zijn ogen. Desiree was niet te zien.
Hij wees naar de klok. ‘Een halfuur, zei Desiree.’
‘Waar is ze? Boven?’
‘Nee. Naar haar vriendin.’
Ze sperde haar ogen open. ‘Je hebt haar naar Fati laten gaan?’
Dave, die met haar mee naar de woonkamer was gelopen, verdween naar de keuken.
‘Dat mocht als ze maar gegeten had, zei ze. Jij kwam maar niet, dus heeft ze een eitje voor zichzelf gebakken. En voor mij ook.’
‘Maar ze mócht helemaal niet weg. We moeten gewoon sámen eten, en ik had alles al voorbereid. Alles wat je hoefde te doen, was de pitten aansteken.’
‘Nou wordt ie helemaal mooi. Ik kom uitgeput van het werk en moet ook nog voor het eten zorgen? Als je wilt dat we allemaal thuis zijn om te eten, zorg dan op de eerste plaats dat je zelf thuis bent.’
Moe liet ze zich op een stoel zakken. ‘Je hebt gelijk, maar ook weer niet,’ zei ze zo kalm als ze kon. In ruzie met Max had ze helemaal geen zin. ‘Ik was te laat thuis omdat ik een nieuweling aan mijn kassa had. Nog trager dan een schildpad, ik zeg het je. Als ze die aan gaan nemen, gaan we failliet.’
Ze keek Max aan om zijn reactie te zien. Op hoop van zegen ging ze door. ‘Ik was dus te laat thuis van mijn werk en had een hoop stress in mijn lijf. Ik dacht, ik loop even een rondje met Jar, dan is het eruit. Maar toen kwam Dees terug uit school met een vier voor wiskunde.’
Max zuchtte.
‘Het was hier oneerlijk en daar oneerlijk, onaangekondigd een proefwerk geven vlak voor de proefwerkweek was in- en ingemeen, enzovoort.’ Martha pauzeerde een ogenblik. Ze hoorde iets in de keuken: de wasemkap werd aangezet. ‘Eerst liet ik haar uitrazen, en daarna probeerde ik wat redelijkheid in haar hoofd te praten. Ik weet niet of het gelukt is. Ik denk trouwens dat we er rekening mee moeten houden dat ze blijft zitten.’
Langzaam stond ze op. ‘Ik ga naar de keuken.’
‘Ik ga met je mee.’ Max stond ook op. ‘Geen dag met een gouden randje, hè? Maar misschien maakt de avond dat wel goed.’
Met de klink in de hand draaide ze zich naar hem toe. ‘Wat bedoel je? Heb je iets leuks in gedachten?’
‘Eh, nee. Ik zei dat maar om je op te beuren.’
‘Als je me wilt opbeuren, kun je straks Desiree voor me onder handen nemen.’
Zijn gezicht betrok zo snel dat Martha moest lachen. ‘Nou, we zien wel. Laten we maar eerst gaan eten.’
In de keuken lieten de deksels van de pannen luid klepperend hun stomende inhoud ontsnappen terwijl Dave op zijn gemak een boterham met pindakaas wegwerkte.
‘Ik heb het eten al opgezet.’
‘Ik hoor het.’ Ze draaide de pitten lager, rukte de koelkast open maar gooide hem onmiddellijk weer dicht. De aardappels en de boontjes waren bijna gaar en de gehaktballen lagen nog koel en rauw te wachten in de koelkast. Dan maar een eitje in plaats van vlees. Ze was echt aan iets toe… en aardappelpuree, boontjes en een omelet waren ook best gezond. Onder het eten praatte Dave enthousiast over het kamp waarmee ze hun basisschooltijd zouden afsluiten. ‘Ik heb er echt zin in. We gaan een zeskamp doen, een speurtocht en een nachtwandeling. Ik denk dat ik bij Luuk en Brik ga slapen.’
Max trok zijn wenkbrauwen op en Martha grinnikte. ‘Ik denk dat de meester daar wel een stokje voor zal steken.’
‘Waarom? Dat is net handig, want wij gaan straks alle drie naar dezelfde school.’
‘Jullie drie bij elkaar? Dan komt er van slapen niets terecht.’
‘Dat halen we wel in als we weer thuis zijn. Hebben we nog een zaklamp? O ja, de meester vroeg welke avond jou het beste uitkwam. Ik heb gezegd dat het niet uitmaakte, dat jij altijd kunt.’
‘Altijd wat kunt?’ vroeg Max.
‘In de keukenploeg als vrijwilliger meedraaien op de kampeerboerderij,’ gaf ze Max als antwoord. Ze knikte naar Dave. ‘In principe wel. Ik hoef ’s avonds alleen te werken als het echt nodig is. En dat is maar bij hoge uitzondering.’
Toen Desiree binnenkwam, was Dave naar boven en zaten ze samen met een kop koffie naar het achtuurjournaal te kijken.
‘Hoi. Ik ga meteen naar boven, ik heb nog wat huiswerk.’
‘Hoho, jongedame. We hadden een afspraak. Je zou niet weggaan voor het eten.’
‘Ik heb toch een omelet gegeten? Heeft pap dat niet verteld?’
‘Je weet wat ik bedoel,’ merkte Martha op strenge toon op. ‘Afspraken maken we niet voor niets.’
‘Maar ik had met Fati afgesproken om Engels te repeteren. Telt dat dan niet?’
‘En heb je dat gedaan?’ mengde Max zich in het gesprek.
‘Natuurlijk.’
‘Nou, dan hop naar boven,’ besloot Max.
Terwijl Desiree de trap op denderde, schudde Martha haar hoofd. ‘Jij bent echt een zacht ei. Ze windt je om haar pink zonder dat je het in de gaten hebt.’
‘Dat zie ik heus wel, maar ik heb nu geen zin in ruzies en confrontaties. Ik wil het over iets anders hebben. Iets leuks. Wat vind je van het aanbouwen van een tuinkamer?’
‘Een tuinkamer?’ herhaalde ze verbaasd. Ze nam de tijd om na te denken over het idee dat zomaar uit de lucht leek te komen vallen. Maar zo was Max. Eerst iets helemaal uitbroeden en het er dan pas met haar over hebben. Dan was het idee de status van proefballonnetje al lang gepasseerd, dan was het een driedubbel overwogen plan dat alleen nog maar uitgevoerd hoefde te worden. Maar ze wist meteen al dat ze het er niet mee eens was. Een gedeelte van de tuin was altijd door haar vader als moestuin gebruikt, en nu door haarzelf. Ze wenste zich al jaren een kleine serre om zaaigoed voor te trekken en tomaten en paprika’s te kweken. En een tuinkamer was geen serre.
‘Waarom een tuinkamer en geen serre?’
Enthousiast schudde Max zijn hoofd. ‘Jan, mijn collega, heeft me foto’s laten zien. Echt prachtig. Je weet dat hij gouden handjes heeft. Hij heeft dat helemaal zelf gedaan en wil mij best komen helpen. Een tuinkamer is echt iets voor ons. Onze tuin ligt op het zuiden, en met schuifpuien kunnen we de hele winter van de zon genieten. En je kunt daar ook wat met je plantjes rommelen.’ Hij strekte zijn armen uit boven zijn hoofd. ‘Ik zie het helemaal voor me. Lekker relaxen in onze luie stoelen met uitzicht op de bloemetjes in jouw tuin.’
‘’s Winters bloeien er geen bloemen,’ antwoordde ze bot. ‘En ik rommel niet met plantjes, ik kweek biologische groenten. Trouwens, waar betalen we dat van? Niet uit de reservepot, want die is voor een nieuwe verwarmingsketel.’
Max stond op. ‘Ik dacht dat je het leuk zou vinden.’
Ze trok hem terug op de bank en leunde tegen hem aan. ‘Ik vínd het ook leuk, maar ik vind ook dat we er goed over na moeten denken.’
‘Maar dat héb ik al gedaan.’
‘Dat weet ik. Zo ben je.’ Ze gaf hem een kusje op zijn wang. ‘Maar ik heb nog wat tijd nodig. En nu zeker, want ik wil echt veel liever een serre dan een tuinkamer.’
‘Dat begrijp ik. En dat weet ik ook. Dat wil je al jaren. Maar wat ook meetelt, is dat een serre alleen iets voor jou zou zijn, terwijl een tuinkamer leuk is voor ons allemaal.’
Martha streek haar krullen uit haar gezicht en zuchtte. Ja, dat was het zwakke punt. Een serre was egoïstisch. Maar dat Max een tuinkamer wilde om er in een luie stoel in te relaxen was toch óók egoïstisch?
Ze stond op. ‘Ik ga mijn lenzen uitdoen en dan naar bed. Wat doe jij?’
Hij sloeg zijn arm om haar heen. ‘Is dat een uitnodiging?’
‘Het kan ook een gewone vraag zijn. Dat hangt af van het antwoord.’
Lachend zette hij de televisie uit. Hij stond op, trok haar overeind en nam haar in zijn armen.
Martha genoot van de warmte van zijn omhelzing en de zekerheid die daarvan uitging. Ze kwamen er wel uit. Ze waren tenslotte al bijna twintig jaar bij elkaar zonder een echte crisis mee te maken. Het was gebleven bij ruzietjes en meningsverschillen die meestal snel werden opgelost.
‘Kom mee,’ zei Max.
Gewillig liep Martha met hem mee, maar na een paar passen bleef ze stokstijf staan. Dit was niet de weg naar de slaapkamer. Hij wilde naar buiten, haar daar de toekomstige tuinkamer schilderen!
Abrupt maakte ze zich los uit zijn armen. ‘Wat ben jij een doordrammer! Ik dacht dat we het even zouden laten rusten.’
‘Nou… ik dacht… oké, dan hebben we het er morgen over en gaan we nu naar bed.’
‘Slapen,’ antwoordde ze kort.
Ze deed of ze zijn teleurstelling niet zag en beende naar de trap. Toen ze in bed lag, hoorde ze dat hij de televisie weer had aangezet. Na een poosje woelen viel ze in een onrustige slaap.
Tegen twee uur werd ze wakker van Jarro die aansloeg. Ze schoot rechtop, spitste haar oren, maar hoorde niets anders dan de haan van haar buurvrouw. Die kraaide op de gekste tijden. Dat was niet ongewoon. Maar dat Jarro aansloeg wel. Nee, ze hoorde hem nu niet meer. Had hij weer op de steenmarter gereageerd die ergens in de buurt zijn nest had? Of was het iets anders? Iemand anders? Ze luisterde nogmaals, nee, er was niets.
Ze ging weer liggen, maar de slaap was weg. Gespannen als een veer lag ze te luisteren. Max wakker maken? Nee, ze ging zelf kijken. Zonder licht te maken stapte ze uit bed en sloop zachtjes naar beneden. De voordeur was dicht, het ruitje ernaast was onbeschadigd, ze voelde geen tocht, hoorde geen ongewone geluiden. Er was vast niets aan de hand.
Ze greep een paraplu, deed het licht in de hal aan, opende de deur van de wc en spoelde luidruchtig door. Bij de kamerdeur bleef ze wachten. Ze gaf de inbreker nu de kans om te vluchten. Het puntige ijzeren uiteinde van de paraplu gaf haar net genoeg moed om de deur open te gooien en in één beweging het licht aan te knippen. Blij sprong Jarro tegen haar op. In de woonkamer was niets veranderd. Zich belachelijk voelend, liet ze zich op de bank zakken en stuurde Jarro, die gezellig op haar voeten wilde komen liggen, naar zijn bench.
Op het tafeltje lag de televisiegids, waarin Max een schetsje van een tuinkamer had getekend, dwars door een advertentie voor een zonvakantie heen. Hij wilde het dus wel erg graag!
Diep zuchtend stond ze op, ze deed het licht uit en ging zachtjes weer naar bed.
De plek naast haar was leeg toen ze wakker werd. Slaperig stommelde ze naar beneden, waar Max met een kop koffie en de krant aan de keukentafel zat.
‘Wat zie jij eruit!’ Hij stond meteen op om koffie voor haar te maken. Dankbaar dronk ze een paar slokken van het hete, bittere vocht. Ze wreef de slaap uit haar ogen en stond op om de gordijnen in de woonkamer open te doen en Jarro naar buiten te laten. Ze lachte een beetje gegeneerd toen ze zag dat de paraplu nog op tafel lag.
‘Hoe komt die paraplu hier terecht?’ vroeg Max, die haar gevolgd was.
‘Die heb ik daar laten liggen. Want het regende vannacht.’ Het was onzin, maar het was het eerste wat haar te binnen schoot en ze had geen zin om uitgelachen te worden.
Max trok zijn wenkbrauwen op.
‘Ik wilde regenwater opvangen voor mijn tuin,’ voegde ze eraan toe. Nog meer onzin. Het bloed schoot naar haar wangen.
‘Je staat toch niet midden in de nacht op om regenwater op te vangen,’ zei hij ongelovig.
‘Nee, en het is ook niet waar,’ biechtte ze op. ‘Eerlijk gezegd dacht ik dat er iemand binnengeslopen was.’
‘Maar Martha!’ riep Max uit. ‘Waarom ga je dan in je eentje naar beneden? Je had mij wakker moeten maken.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat is echt weer zo’n stomme Martha-actie. Stel nou dat er echt een inbreker was?’ Ineens keek hij niet meer boos, maar geschrokken. Bezorgd. Alsof hij zich op dat moment pas realiseerde dat ze echt een inbreker tegen het lijf had kunnen lopen. ‘Er was toch niemand?’
‘Nee, lieve schat, ’t was Jarro maar. Ik denk dat hij in de tuin iets zag. Een kat misschien, of een marter.’
‘Ik vind het maar niks. Beloof me dat je me de volgende keer wakker maakt.’
Martha was geroerd door de angst en de zorg die hij voor haar voelde. En impulsief zei ze, terwijl ze naar de televisiegids keek die nog steeds op het tafeltje lag: ‘We moeten het maar doen.’
Met een knipoog antwoordde hij: ‘Hebben we daar dan nog tijd voor? De kinderen kunnen elk moment beneden komen.’
Martha bloosde. Zo had ze dat niet bedoeld, maar ze keek op de keukenklok en zei: ‘Goed, een vluggertje dan.’
Max begon hartelijk te lachen. ‘Ik plaagde je maar.’
‘Naarling! Ik bedoelde de tuinkamer.’
‘Dat wist ik wel.’ Hij lachte even, voor hij op ongelovige toon vroeg of ze het echt meende.
Martha knikte.
Hij knuffelde haar. ‘Ik vind het heel lief van je, maar we gaan het toch niet doen. Ik heb een beter plan. In plaats van een tuinkamer laten we rolluiken aan de achterkant plaatsen. Ik wil niet dat we ’s nachts ongewenst bezoek krijgen.’
‘Ik ook niet.’ Ze herbeleefde het angstige moment, net voor ze de woonkamer binnenging. Onwillekeurig rilde ze. ‘Ik was echt bang.’
Max sloeg zijn arm om haar heen. ‘Niet meer in je eentje gaan, beloof me dat. Je hoort steeds meer dat inbrekers gewapend zijn.’
‘Wat staan jullie hier te doen?’ klonk ineens de stem van Desiree. ‘Moet dat hier? Daar hebben jullie toch een slaapkamer voor?’
Lachend liep Martha naar boven om zich aan te kleden. Bovenaan de trap kwam ze Dave tegen, die net als zijn zus vroeg wat er aan de hand was. Ook hem gaf ze geen antwoord. Kinderen hadden de neiging precies op het verkeerde moment op te duiken, bedacht ze.
In de badkamer schrok ze van de wilde bos krullen die ze in de spiegel zag. Na de douche bond ze haar haren in een natte staart bijeen, trok een spijkerbroek en de supermarktpolo aan en haastte zich naar beneden, klaar voor weer een dag achter de kassa van de supermarkt.


>