Preview: Onderstroom
Onderstroom
Het leven heeft Agaath en Renate niet meegezeten. De 50-jarige Agaath is al twintig jaar weduwe, de 30-jarige Renate heeft sinds vijf jaar last van een whiplashtrauma. Wanneer Renate een zoekertje plaatst voor huizenruil om vakantie te kunnen vieren in een andere omgeving, reageert Agaath hierop. Het is het begin van een ommekeer in het leven van beide vrouwen.
Onderstroom van Ria van der Ven-Rijken is een aangrijpende roman over twee vrouwen met twee totaal uiteenlopende levens, die zich door een huizenruil aan elkaar weven.
Hoofdstuk 1
Agaath Meijerink werd meteen wakker toen het alarm van haar mobiele telefoon afging. Met een lome beweging drukte ze het geluid weg.
Het was vroeg, twee uur in de middag. Ze draaide zich nog eens om. Als het aan haar lag, bleef ze nog uren slapen, maar dat was niet verstandig. Na vier nachtdiensten, waarvan afgelopen nacht de laatste, moest ze weer overschakelen naar het normale dag-en-nachtritme. Dat betekende heel simpel dat ze wel op móést staan, anders zou ze de komende vierentwintig uur met dat ritme blijven worstelen.
Ze geeuwde slaperig, sloeg het dekbed van zich af en wreef door haar ogen. Het was aardedonker in haar kamer. Een rolluik aan de buitenkant zorgde ervoor dat er geen daglicht binnenviel. Het gaf haar overdag de nodige rust om goed te kunnen slapen. Omdat het raam op kiepstand stond, hoorde ze wel een aantal mussen in de haag van coniferen ruziemaken met elkaar.
Alweer vrijdag vandaag, dacht ze, de weken vlogen voorbij. Ze knipte het bedlampje aan, zwaaide haar benen uit bed en bleef nog even op de rand zitten. Wat moest ze deze keer met haar vrije dagen aanvangen? In huis was alles brandschoon en haar tuin was helemaal op orde. Sinds het vertrek van haar dochter Nikki drie jaar geleden was ze hier alleen achtergebleven. Dat had ertoe geleid dat ze haar vaste baan in een verpleeghuis had opgezegd en als zzp’er aan de slag was gegaan. Eerst overdag, maar sinds de laatste twee jaar alleen maar ’s nachts. Tot nu toe beviel dat goed.
Ze waste zich, poetste haar tanden en kleedde zich aan. Toen ze daarna het rolluik omhoogtrok, zag ze pas hoe uitbundig de zon scheen. Het geluid van tjilpende mussen zwol aan, Agaath zag nog net de zwart-witte poes van de buren uit haar tuin wegglippen. De meimaand was een tijd van nesten met eitjes. Mussen in haar coniferen hielden niet van roofzuchtige pottenkijkers, ze sloegen meteen alarm. De poes bleek tegen dat gezamenlijke luchtalarm niet opgewassen en vluchtte snel naar de overkant.
Agaath keerde zich van het raam weg, en nadat ze het dekbed helemaal open had gelegd om te luchten, ging ze naar beneden. Daar heerste stilte. Ze was er inmiddels aan gewend, maar dat was anders geweest toen Nikki nog thuis woonde. Nikki bracht leven in de brouwerij. Die drukte was nu weg.
Op de kast stond een ingelijste vakantiefoto waar ze samen op stonden. Die was zeven jaar geleden genomen in Portugal. Nikki met haar donkerbruine haren, bruine ogen, de brede glimlach, mooie, witte tanden en een zongebruinde huid. Agaath had haar hand vertrouwelijk op de schouder van Nikki gelegd. Zelf had ze lichtblond haar, blauwe ogen en een lichte huidtint die snel verbrandde als ze te lang in de zon zat. Nikki leek uiterlijk het meest op Pieter. Alleen de lach, de mond met tanden, daarin herkende ze zichzelf.
Haar ogen zochten naar Pieter. Zijn foto stond op dezelfde kast. Twintig jaar geleden had Pieter tijdens het sporten onverwacht een hartstilstand gekregen. De toegepaste reanimatie had hem niet in leven kunnen houden. Nikki was een kind van vijf, en zij net dertig. Van het ene op het andere moment was ze weduwe en moest ze hun kleine meid alleen opvoeden.
Pieters onverwachte dood had haar leven totaal ontwricht en voor een moeilijk jaar gezorgd. De liefde van haar leven was ze voorgoed kwijt, het leek haast onmogelijk om daarmee verder te leven. Maar het moest. Voor Nikki moest ze verder. En zo was het gegaan. Ze had zichzelf bij elkaar geraapt en van de ene naar de andere dag geleefd. Na dat eerste moeilijke jaar ging het beter en had ze geleerd om alleen verder te gaan. Althans, zo leek het voor het oog van de buitenwereld. Ze was in staat om zich groter en vooral sterker voor te doen. Maar diep vanbinnen gistte het verdriet om het verlies van Pieter nog jaren na, zelfs tot op deze dag.
Pieters afbeelding in de fotolijst toonde een jonge man van vierendertig jaar, in de bloei van zijn leven. Zijn haar en ogen al even donker als die van Nikki. Zo zou Pieter in haar herinnering blijven bestaan, voor altijd jong.
Agaath draaide zich om en liep naar de keuken waar ze de deur naar haar tuin opende. Ze wilde even de buitenlucht in om haar gedachten te verzetten. Elke dag na zijn dood dacht ze nog aan hem. Ze was altijd van hem blijven houden. Voor een andere liefde had ze in de achterliggende twintig jaar nooit ruimte gelaten. Een belofte die ze zichzelf gedaan had, daar wilde ze zich ook aan houden. Geen andere man zou de plaats van Pieter in kunnen nemen, wat anderen haar ook goedbedoeld adviseerden.
Ze liep langzaam door haar tuin en bekeek de Laburnum, ook wel de goudenregen genoemd, de kleine boom die zo mooi in bloei stond met lange trossen goudgele bloemen. Sinds twee weken stond haar tuinset, een tafel met stoelen en een parasol, ook weer buiten. Zonnestralen streelden haar wangen. Het was aangenaam voorjaarsweer en de verwachtingen voor het komende weekend bleven volgens de weersverwachtingen ook goed. Er lagen vijf vrije dagen voor haar. Hoe zou ze die gaan invullen? Ze kon natuurlijk op familiebezoek gaan bij haar ouders, Hermien en Kees Dammers, die in Eindhoven woonden. Maar dat betekende doorgaans gezeur over het feit dat ze te ver van hen vandaan woonde. Haar moeder drong er sinds Pieters dood onvermoeibaar op aan dat ze toch vooral moest verhuizen, terug naar haar geboorteplaats. De rest van de familie woonde daar ook, dat was altijd handig als je elkaar eens nodig had. Agaath haalde haar neus op bij die gedachten. Nee, op familiebezoek zou ze dit weekend niet gaan, ze had geen zin om al die goedbedoelde adviezen voor de zoveelste keer aan te horen. Ze kon hen ook wel een keer bellen, twee weken geleden was ze er nog geweest voor de verjaardag van haar vader.
Misschien dat ze deze keer eens bij Nikki op bezoek kon gaan, die woonde ook in Eindhoven. Nikki had zich drie jaar geleden wel om laten praten door oma en opa, en niet lang na de verhuizing had ze Arthur Venema leren kennen. Agaath schudde in gedachten haar hoofd. Ook daar was ze pasgeleden nog op bezoek geweest. Nu was het Nikki’s beurt. Ze realiseerde zich dat Nikki al een tijdje niet meer thuis was geweest. Nikki en Arthur waren hier nog wel op nieuwjaarsdag geweest. Dat was veel langer dan een tijdje geleden.
‘We hebben het erg druk met ons werk, mam. En jij ook,’ had Nikki haar pasgeleden door de telefoon gezegd toen ze haar uitnodigde. ‘Weet je nog dat we onverwacht een keer bij je aan de gesloten deur stonden omdat je nachtdienst had? We belden je uit bed, dat willen we je niet nog eens aandoen.’
Dat was een jaar geleden inderdaad een keer gebeurd. Agaath had het wel een beetje raar gevonden. Nikki wist toch dat ze onregelmatig werkte en daarom overdag moest slapen. Ze had op z’n minst van tevoren even kunnen bellen om haar komst aan te kondigen.
Agaath liep weer terug haar huis in. Ze moest niet te lang aan Nikki en Arthur denken. Vanaf het moment dat die twee een relatie met elkaar kregen, had ze haar bedenkingen gehad. Ze kon het niet hardop zeggen, maar ze had geen hoge pet op van Arthur. Hij was de achterbuurman van Nikki, een beetje uit de hoogte en erg pietluttig. Agaath gunde haar dochter een veel betere man, een man zoals Pieter was geweest. Lief, behulpzaam en aardig.
Haar maag rammelde. Ze liet de keukendeur openstaan en smeerde aan het aanrecht een boterham. Even later liep ze met een mok sterke koffie en een belegde boterham de kamer in. Op het salontafeltje lagen twee boeken die ze van de bibliotheek had geleend. Ze nam zich voor om haar vrije weekend lezend door te brengen. En misschien kon ze zaterdagmiddag ook nog even naar Gorinchem om te winkelen. Ze had de tijd aan zichzelf.
Ze at haar boterham op en dronk de mok koffie met kleine slokjes leeg. Af en toe kon ze een geeuw niet onderdrukken. Ze voelde zich nog steeds moe. Eigenlijk had ze nog een paar uurtjes slaap nodig, maar als ze zich daar nu toe liet verleiden, zou ze komende nacht niet kunnen slapen. Gelukkig kikkerde ze snel op van de koffie. Afgelopen nachten waren druk geweest. Ze werkte op dit moment voor een thuiszorgorganisatie die haar voor enkele terminale patiënten had ingehuurd. Daar had ze behoorlijk wat werk mee. Het halfuurtje pauze dat ze elke nacht voor zichzelf inlaste, was er vannacht zelfs bij ingeschoten. De terminaal zieke meneer Van Dijk had urenlang intensieve zorg en aandacht nodig gehad, en om halfzes kwam er een noodoproep van mevrouw De Laat binnen, die uit bed was gevallen. Ze had voor deze oude dame meteen een ambulance moeten regelen. Mevrouw De Laat bleek bij nader inzien een gebroken heup te hebben en moest worden geopereerd.
Ze vroeg zich af hoe het nu met haar patiënten ging. Zou meneer Van Dijk deze dag nog halen? Hij was er heel ernstig aan toe. En had mevrouw De Laat inmiddels al een operatie ondergaan?
Ze hoopte maar dat alles goed was verlopen.
Agaath liep naar de keuken om nog een mok koffie in te schenken. Soms was het moeilijk om haar werk los te laten en over te gaan tot de orde van de dag. Ze gaf zorg en droeg verantwoordelijkheid voor de mensen die ze tijdens nachtelijke uren moest verplegen. Daarnaast had ze af en toe ook te maken met naaste familieleden, die eveneens betrokken waren bij hun ernstig zieke dierbaren.
Haar telefoon ging over. Ze schrok ervan, zo ver weg was ze met haar gedachten. Op de display zag ze de naam Elsa staan. Ze fronste haar wenkbrauwen. Elsa Bogers was een trouwe vriendin, ze kenden elkaar al van voor hun trouwen. Hun vriendschap ontstond toen ze beiden als eerstejaarsverpleegkundigen in het ziekenhuis stage liepen. Het was alweer een tijdje geleden dat ze elkaar hadden gezien. Elsa wilde natuurlijk iets afspreken, zij nam meestal het initiatief daartoe.
Ze nam het gesprek met enige aarzeling aan. Als Elsa nu maar niet dit weekend af wilde spreken.
‘Hoi, Elsa.’
‘Hé Agaath, hoe gaat het met je?’
‘Ach, je kent het wel. Ik ben net een uurtje uit bed en zit nog een beetje bij te komen.’
‘O, dus je hebt nachtdienst gehad,’ stelde Elsa vast. ‘Was het je laatste of mag je vannacht weer?’
‘Nee, ik heb nu een poosje vrij.’
‘Gelukkig, meid, daar moet je dan maar van genieten. Ik heb ook een vrij weekend. Heb je zin om morgenavond bij ons te komen eten? De kinderen hebben al een paar keer naar je gevraagd en morgen eten ze allemaal thuis.’
Agaath beet op haar lip, ze aarzelde. ‘Tja… dat doe ik toch liever een andere keer. Ik heb morgen al plannen.’ Ze had geen zin om die nu nog te veranderen. Dit weekend wilde ze graag door het centrum van Gorinchem slenteren, winkels bekijken en haar biebboeken lezen. Het was natuurlijk een flauw excuus.
‘Jammer,’ hoorde ze Elsa zuchten. ‘De nieuwe overburen eten ook een hapje mee. Ze wonen hier pas sinds een maand. Nou ja, dan kom je toch gewoon een andere keer.’
Agaath haalde opgelucht adem. Hier was ze altijd bang voor als Elsa haar uitnodigde voor een etentje. Bij Elsa en Stefan was het een zoete inval. Dat was altijd zo geweest. Toen Pieter nog leefde, kwamen ze vaak bij hen over de vloer. En zij niet alleen, het was een komen en gaan van familie, buren en vrienden. Het was er ook altijd gezellig. Na Pieters dood was er voor haar wel enige verandering in gekomen. Ze had veel steun gehad van Elsa en Stefan, daar was ze hun nog steeds dankbaar voor. Maar Elsa was in de achterliggende jaren ook met alleenstaande, aardige mannen op de proppen gekomen. Kennissen of collega’s die bij hen kwamen eten en die ze maar wat graag aan háár wilde voorstellen.
Agaath had daar al snel een vorm van koppelen in bespeurd en was er niet van gecharmeerd. Voor haar geen andere man. Ze had behoefte aan een goede vriendin, niet aan iemand die haar een man aan wilde smeren. Elsa had het vol verontwaardiging ontkend, het was helemaal niet haar bedoeling om Agaath aan de man te brengen. Ze hadden er zelfs een keer bijna ruzie om gekregen. Toch bleef Elsa haar hardnekkig uitnodigen voor etentjes waarbij regelmatig ook aardige, alleenstaande mannen aanschoven. Ze vroeg zich sindsdien af of ze misschien te achterdochtig was. Van de nieuwe overburen had ze in dat opzicht natuurlijk niets te vrezen. Toch had ze er dit weekend geen zin in.
‘Misschien kunnen we maandag iets afspreken, dan ben ik ook vrij,’ stelde ze voor. ‘Of moet jij dan…’
‘Goed idee,’ onderbrak Elsa haar. ‘Ik heb maandag alleen een vroege ochtenddienst, dan kom ik om twaalf uur naar jou en eet een boterhammetje bij je. Kunnen we samen even bijpraten. Gezellig, hoor.’
Agaath glimlachte. Zo gemakkelijk ging dat nu bij Elsa. ‘Prima, ik haal iets lekkers voor bij de lunch in huis. Doe je de kinderen en Stefan de groeten?’ Dat beloofde Elsa.
Agaath verbrak de verbinding en legde haar telefoon weg.
Elsa borg haar telefoon op en slaakte een diepe zucht. Twee volle tassen en een boodschappenkrat stonden aan haar voeten. Ze had juist alles in huis gehaald voor het etentje van morgenavond. De kinderen zouden erbij zijn, en Stefan had gisteravond meteen ook de nieuwe overburen uitgenodigd, Betty en Dirk Ossenblok. Van Stef wist ze dat Dirk een oud-collega was van Pieter. Elsa vond dat toch wel bijzonder, de wereld was soms klein. Ze moest die mensen nodig aan Agaath voorstellen, dat zou ze vast heel leuk vinden. Misschien kende Agaath Dirk ook nog. Maar voordat ze er iets over kwijt kon, voelde ze duidelijk weerzin aan de andere kant van de lijn.
Sinds de dood van Pieter was Agaath veranderd. In het begin had Elsa begrip gehad voor het verlies dat ze had geleden. Het was verschrikkelijk om zo jong al je man aan de dood te moeten verliezen. Agaath was samen met Nikki door een moeilijke tijd gegaan, waarbij Stefan en zij haar hadden ondersteund waar dat nodig was. Nu, na ruim twintig jaar, leek het erop alsof Agaath zich steeds verder terugtrok uit het sociale leven. Natuurlijk begreep Elsa dat ze Pieter nooit zou kunnen vergeten. Dat hoefde ook niet. De herinnering leefde voort in haar hart. Maar het leven ging ook door. Ze had Agaath bijvoorbeeld zo graag weer het geluk van een nieuwe liefde gegund. Toch was het juist datgene waar Agaath zich tegen verzette.
‘Voor mij geen andere man meer, Elsa. Ik houd nog steeds zielsveel van Pieter,’ had ze haar jaren geleden eens toevertrouwd.
Dat ze nog van Pieter hield, vond Elsa mooi, maar toch ook een beetje treurig. Pieter zou nooit terugkomen.
Agaath was alleen met Nikki verdergegaan. Pas na Nikki’s vertrek uit huis werkte ze eerst overdag, en de laatste twee jaar ’s nachts. In Elsa’s ogen leidde Agaath een eenzaam leven en was ze veel te vaak alleen en op zichzelf aangewezen. ‘Je lijkt wel een mol,’ had ze haar meer dan eens voorgehouden.
Agaath liet zich zelden meer overhalen om deel te nemen aan haar etentjes. Deze keer ook niet, ze had natuurlijk weer een vaag excuus. Jammer, vond Elsa. Het was hier altijd zo’n gezellige boel. Vroeger vond Agaath het heerlijk om ook aan te schuiven, ze was hartelijk, sociaal en betrokken. Na Pieters dood werd alles anders. Ondanks dat had Elsa toch besloten om Agaath bij herhaling te blijven vragen. Zij had zich na Pieters dood namelijk voorgenomen om Agaath nooit los te laten. Eens een vriendin, altijd een vriendin, was haar motto. In goede, maar ook in minder goede tijden. Zo zat zij nu eenmaal in elkaar.
Ze bukte zich over de volle tassen en het boodschappenkrat. Alles moest in de voorraadkast geruimd worden, daarna kon ze meteen met de voorbereidingen van de soep beginnen en met de ovenschotel.
Ze verheugde zich op de thuiskomst van de kinderen. Alle vier waren ze van plan om morgenmiddag al te komen. De jongens Tim, Bas en Luuk en dochter Trijntje. Bas en Luuk zouden hun vriendin ook meenemen. Dat beloofde weer gezellig te worden. En dan de overburen er ook nog bij.
Elsa stond die middag en avond in de keuken. Zo deed ze het meestal, een dag van tevoren kokkerellen zodat ze de volgende dag de gerechten alleen maar hoefde op te warmen. Ze hield niet van stress op de dag van een etentje.
Stefan kwam laat thuis, als automonteur maakte hij weleens mee dat aan het einde van de vrijdagmiddag nog een beroep op hem werd gedaan. Dat was vandaag ook het geval geweest. Ze kusten elkaar toen hij bij haar in de keuken kwam.
‘Het ruikt weer erg lekker,’ zei hij.
‘Dat is voor morgen, schat. En het wórdt ook lekker,’ beloofde ze hem terwijl ze haar neus ineens optrok. ‘Stap jij zo meteen eerst maar even onder de douche. Je ruikt naar motorolie en je hebt ook vreselijk getranspireerd. Jakkie!’
Stefan tilde deksels op en snoof verlekkerd. ‘Ik weet niet of ik tot morgen kan wachten.’
Ze duwde hem plagerig met haar heup opzij. ‘Schiet op, Stef! Je stinkt!’
Stefan grinnikte en droop af. Ze hoorde hem de trap op naar boven gaan. Naast de gerechten voor morgen warmde ze een pannetje groentesoep op en maakte een koude schotel klaar voor zo meteen. Niet lang daarna was ze klaar en knoopte ze haar schort los. Stefan kwam een halfuur later. Er hing niet langer een lucht van motorolie en transpiratie om hem heen, maar de geur van een mannelijke douchecrème. Na de maaltijd nam Stefan een flesje bier uit de koelkast.
‘Altijd lekker als het weekend begint,’ zei hij. Bij het zien van zijn pilsje kreeg ze spontaan zin in een glas wijn.
‘Kun je voor mij een glaasje rood inschenken?’ Terwijl Stefan wijn in een glas schonk, bladerde ze door een tijdschrift dat vandaag was bezorgd. Een informatief maandblad waarop ze geabonneerd was. De artikelen die erin te vinden waren, verhaalden over huisdieren en tuinieren, en er stond zelfs een interview met een advertentie in over vakantiereizen voor alleenstaanden.
Dat was misschien wel iets voor Agaath, dacht ze. Tot nu toe had Agaath zich nog niet uitgelaten over een vakantiebestemming. Het zou toch niet zo zijn dat Agaath haar vakantie aan zich voorbij liet gaan? Ze was in de jaren daarvoor tijdens zomervakanties altijd met Nikki weggeweest.
Ze sloeg het blad dicht en legde het op de salontafel. Ze zou het maandag na haar vroege dienst in het ziekenhuis meenemen.
Agaath bladerde net als zij ook graag door tijdschriften. Ze kon haar dan meteen attenderen op die advertentie. Of toch niet doen?
Agaath reageerde vaak zo overgevoelig.
Stefan overhandigde haar een glas en kwam naast haar zitten.
‘En, heb je Agaath ook uitgenodigd voor morgenavond?’ vroeg hij belangstellend.
Ze knikte. ‘Dat heb ik gedaan, maar ze komt niet. Ze heeft dit weekend al andere plannen.’ Elsa vertelde over het telefoongesprek dat ze had gevoerd.
‘Jammer,’ zei Stefan en hij nam vervolgens een slok bier uit het flesje. ‘Ze zal zich Dirk Ossenblok vast nog wel herinneren. Hij werkte in het verleden nauw samen met Pieter en was ook bij zijn begrafenis. Wanneer zie je haar weer?’
‘Maandag ga ik bij haar lunchen.’
‘Mooi, dan kun je haar meteen vertellen dat Dirk en Betty onze nieuwe overburen zijn.’
‘Ja, dat zal ik doen. Ze zal er vast van opkijken.’