Preview: Retourtje Elzas

Retourtje Elzas

Droom weg naar de Elzas met Retourtje Elzas van Margreet Maljers.

Net als Jany genoeg geld bij elkaar gespaard heeft voor haar sabbatical, belt haar vroegere vriendin Lydia met een noodkreet. Jany is wantrouwig, want Lydia stond erom bekend dat ze mensen voor haar karretje spande. Toch laat ze zich overhalen, op voorwaarde dat ze genoeg tijd zal hebben om de Elzas te verkennen. Het is het begin van een levensveranderende tijd, en niet alleen voor Jany. Lezers zullen Jany in hun hart sluiten in dit romantische en schilderachtige verhaal van Margreet Maljers.


Hoofdstuk 1

‘Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft…!’

Jany hield haar mobieltje wat verder van haar oorschelp af. De stem van Lydia, een van haar beste, nou ja, in ieder geval oudste vriendinnen, klonk zo radeloos dat ze het niet over haar hart kon verkrijgen om kortweg haar smeekbede te weigeren.

Al wist ze heel goed dat Lydia doorgaans overdreef, en dan achteraf luchtig ontkende dat ze gezegd had dat ze zo in het nauw zat, deze keer leek haar situatie wel tamelijk vervelend. Benárd, zou haar moeder zeggen. Nu had die het ook al dwaasheid gevonden van Lydia om mét man maar zonder duidelijk plan naar Frankrijk te trekken om een klein bungalowbedrijf en een B&B te gaan beheren, dus dit zou haar scepsis alleen maar bevestigen. Wie dééd nu zoiets!

Lydia dus.

‘Ik weet dat je uitkijkt naar die wereldreis van je en dat ik je eigenlijk overvraag, maar dit is zo’n gouden kans. Wás zo’n gouden kans voor ons. Dat Ruud nu net zo ongelukkig terecht is gekomen dat hij de eerste maand niets mag doen van de dokter hier… Wervels verschoven en een nare breuk in zijn dijbeen! Die Franse dokter zegt dat hij vooral moet rusten. Ik weet niet of een Hollandse dokter het er zo bij zou laten zitten, al zeggen ze tegenwoordig dat operaties geen garantie zijn… maar Ruud zegt dat die dokter het heus wel zal weten, al is het een Fransman. En Ruud wil niet terug naar Holland om op te knappen. Hij zegt dat hij stapelgek zou worden van zijn moeder die de hele dag om hem heen zou drentelen en hem vol zou stoppen met van alles en nog wat.’ Lydia’s stem was overgegaan van smeken in verongelijkt gepruttel. ‘Alleen zou ik niet weten hoe we het moeten redden zonder hulp. We hebben alleen een vrouw in dienst die de bungalows schoonmaakt. Als ik er niet op let, gaat het nog met de Franse slag ook. Ze verstaat wel Nederlands, maar ze spreekt het net zoals ik Frans spreek. Enfin, we begrijpen elkaar, met handen en voeten weliswaar, maar dat werkt net zo goed, moet ik zeggen. Ze heet Thérèse en Ruud noemt haar gewoon Trees en dan luistert ze ook. Ze luistert beter naar Ruud dan naar mij. Ze is trouwens eigenlijk een Belgische. Zeg je eigenlijk “een Belgische” of “Belgisch”? Nou ja, doet er niet toe. Maar het programma dat we de gasten in de bungalows aan wilden bieden…dat krijg ik nooit in mijn eentje voor elkaar. Dat was echt Ruud z’n ding. Schapen en kippen voeren, en kleine kinderen mogen af en toe op de pony’s rijden. En die beesten doen ook al niet wat ik zeg. Ze lopen me bijna omver als ik met voer aankom. Ik ben eigenlijk een beetje eh… Niet echt bang, hoor. Dat is een te groot woord, maar ik ben gewoon niet zo van beesten. De kippen pikken in mijn kuiten als ik langskom en die paar schapen duwen me omver als ze de kans krijgen!’

Jany schoot in de lach om de verontwaardigde klank in de stem van Lydia. Dat Ruud er ook meteen een halve veestapel bij over had genomen terwijl hij wist dat Lydia niet van beesten hield, was niet handig. Alleen de paar katten die de vorige beheerder had achtergelaten met de waarschuwing dat anders ‘de muizen binnen de kortste keren over de tafels zouden lopen’, hadden genade in haar ogen gevonden.

Haar lach zakte weer weg. Ze had een hele tijd gespaard om een jaar een sabbatical te kunnen nemen, en ze had zich erop verheugd om rond te trekken.

‘En je bent dan evengoed in een andere omgeving. Je zou toch, ook als je op reis was, klusjes aanpakken als je krap kwam te zitten?’ pleitte Lydia. ‘Ik kan je niet veel betalen, maar je hebt in ieder geval gratis onderdak en eten.’

‘Dat is een hele geruststelling,’ zei Jany droog. ‘Weet je echt niemand anders? Heeft Ruud niet een vriend die voor hem in kan vallen? Daar heb je meer aan dan aan mij.’

‘Nee, er komt er misschien een, maar die komt klussen aan een paar huisjes. Die zijn bijna klaar, maar er moet nog iets aan gebeuren. Nogal veel eigenlijk. Als ik iemand uit de buurt zou kunnen vinden, of iemand uit mijn familie, dan zou ik het meteen doen. Het gaat voornamelijk om het ontbijt en dat gedoe met de beesten. Dat ontbijt zit bij de meeste huisjes in het arrangement en daar maken we flink winst op. Een ontbijt voor acht huisjes! In mijn eentje red ik dat echt niet met ook nog het ontbijt voor de B&B-gasten. Ik sta al om zes uur op en nog krijg ik het niet voor elkaar. Ik heb al drie keer de broodjes laten verbranden,’ jammerde Lydia. ‘Ruud is telkens kwaad als het me niet lukt, maar ik ben nu eenmaal geen ochtendmens.’

Jany vond zes uur nu niet bepaald een tijdstip om van achterover te vallen. ‘Zes uur is toch niet zo vroeg dat je met het hanengekraai naast je bed staat,’ zei ze, en ze hield de woorden ‘dat wisten jullie toch ook van tevoren’ wijselijk binnen. Dat was net zo’n onuitstaanbare opmerking als ‘heb ik het je niet gezegd’.

‘Ja, dat kan jij gemakkelijk zeggen, maar ik geef het je te doen,’ pruilde Lydia. Ze realiseerde zich dat dat niet de opmerking was om Jany over te halen en vervolgde haastig: ‘Maar het is hier ’s morgens wel prachtig. De zon die net over de heuvels komt… de vogels die zingen en dan de geur die er hangt. Die lavendel is echt verruk- kelijk. Je zult zien dat je daar alle kleine ongemakjes voor vergeet. Het is echt iets voor jou. Dat zei Ruud ook al: Jany is zo’n natuur- liefhebber. Die gaat hier met volle teugen genieten. Het verbaast me dat ze hier nog niet geweest is, zei hij. Eerlijk gezegd was het ook zijn idee om jou te vragen. Jany is zo lekker praktisch en haar handen staan nergens verkeerd voor, zei hij. Ze heeft jullie allemaal geholpen met verhuizen. En dat is waar. Er was niemand die zo goed kamers of een huisje op kon knappen als jij.’

‘Die Ruud toch,’ zei Jany ironisch.

‘Ja hè? Hij waardeert je zo. Voor drie weken of misschien een maandje?’ bedelde Lydia. ‘Je zou ons er zo mee helpen. Na een maand is Ruud vast wel weer op de been. Hopen we tenminste, want die breuk was minder erg dan die pijnlijke rug. Die was in feite erger. Je zou het verblijf hier als het begin van je vakantie kunnen beschouwen. Na het ontbijt heb je de hele dag voor jezelf. Op de beesten na natuurlijk. En je vindt het vast geweldig om hier rond te kijken. We zouden zoveel plezier kunnen hebben samen.’ ‘Ik moet er nog even over nadenken. Mijn Frans is niet om over naar huis te schrijven,’ hield Jany een slag om de arm.

‘O… de meeste huurders zijn gewoon Nederlanders. We ad- verteren eigenlijk alleen op een paar Nederlandse sites. Anders wordt het ons ook te omslachtig. Die paar Engelsen die komen, zijn geen probleem. En Ruud zorgt er wel voor dat Trees doet wat haar is opgedragen. Tenminste…’ Lydia weifelde even. ‘Af en toe is ze nukkig, maar dat duurt nooit lang. En echt, voor de B&B-gasten in huis zorg ik wel. De tafels mooi dekken en zo… Dat ligt me wel. Ruud zegt dat het mijn talent is om te zorgen.’

Ruud zegt… Ruud zegt… Lydia had zo te horen nog steeds de neiging om alles wat Ruud zei goed te vinden en alle beslissingen die genomen moesten worden, aan Ruud over te laten. Was dat nu liefde of gemakzucht?

‘Ik moet er nog even over nadenken,’ herhaalde Jany.

‘Maar laat je het ons dan wel vlug weten? Morgen of zo? Dan kun je woensdag al weg en hoef je niet in het weekend te reizen. Je doet er vanaf Utrecht een halve dag over om hier te komen.’

Jany zweeg.

‘Na een paar weken heb ik vast wel iemand anders gevonden die kan bijspringen als Ruud dan nog niet helemaal opgeknapt is. Dan kun je als je wilt nog wel eerder weg ook. Maar dat wil je vast niet als je ziet hoe het hier is. Je weet hoe ons bedrijf heet? De Oase. l’Oase dus. Origineel he? Een plek om te rusten. Daar kom jij ook vast aan toe en het is toch wel praktisch om eerst bij te komen van je werk voor je rond gaat zwerven.’

‘De Oase. Bar origineel!’ zei Jany en ze slaagde erin om haar sarcastische toon te dempen. Vijf van de tien campings heetten daar vast De Oase. Al was het een voormalige koeienstal met een kraantje, dan nog stond er een bordje met ‘Oase’ aan een paal.

‘Vond ik ook. Eigenlijk heb ik de naam bedacht. Een goed begin van je wereldreis.’ Lydia’s stem klonk optimistisch. ‘En als je dan toch komt, neem dan meteen een paar pakken hagelslag mee,’ ver- volgde ze vrolijk. ‘Nou, dag, dag… en tot woensdag. Ik reken op je.’ Lydia ten voeten uit, dacht Jany en ze legde haar mobieltje op tafel. Charmant, zonnig, zorgeloos en egocentrisch. Die was er al van overtuigd dat Jany een maand van haar sabbatical zou opofferen om haar te helpen.

‘Als er iemand goed voor zichzelf kan zorgen, is het Lydia wel,’ had Jany’s moeder weleens misprijzend gezegd over haar vriendin. Ze waren bevriend vanaf de middelbare school en Jany, die meer deed op school en haar huiswerk maakte, was vaak ingesprongen als Lydia haar werk niet af had en smeekte of ze even het schrift van Jany mocht hebben om een thema of een paar wiskundesommen over te schrijven. Dat Lydia slechte cijfers haalde bij een repetitie nam ze op de koop toe en als een leraar verbaasd opmerkte dat ze het zoveel slechter deed dan hij had verwacht, was dat voor Lydia een reden om met een paar tranen te zuchten dat ze zo’n last had van zenuwen bij een repetitie. ‘Faalangst, meneer!’ Een paar leraren trapten erin, maar de lerares Frans keek haar aan met een ironische uitdrukking in haar ogen en zei dat Lydia, als ze nog geen vervolgopleiding had gekozen, eens moest denken aan de toneelschool. ‘Geen greintje meegevoel,’ had Lydia beledigd tegen Jany gezegd.

‘Die heks van Frans is spijkerhard.’

Jany had gelachen. ‘Je bedoelt dat ze gewoon een beetje pienterder is dan de rest,’ had ze opgemerkt. ‘Doe niet zo gek, Lydia. Je weet zelf dat je stomweg lui bent. Niks geen faalangst en De Vries heeft je door. O, en volgende keer krijg je mijn Engelse schrift niet, want toen Jansen zei dat we wel vaak dezelfde fouten maken, zei jij dat we elkaar vaak hielpen en dat jij het niet erg vond dat ik iets van jou overnam. Tamelijk misselijk om zoiets te zeggen. ’

Lydia had lachend geroepen dat dat onzin was. ‘Dat dacht hij helemaal niet. Iedereen weet dat jij veel beter bent dan ik. En ik heb een feestje. Toe nou! Familiefeest… je weet wel. Ik heb er geen zin in, maar het moet, anders krijg ik herrie met Maudy. Als ik niets van jou over kan nemen, ben ik de klos, en Jansen heeft toch al de pest aan me.’

Jany had voet bij stuk gehouden die keer. En Lydia was razend naar huis gegaan, maar de volgende morgen was er niets meer van haar boosheid te merken.

‘Het is helemaal goed gekomen. Ik heb het van Bob van Vuren overgenomen,’ had ze met een triomfantelijk lachje gezegd.

‘Heb jij mazzel gehad,’ had Jany toen opgemerkt. Ze was wel in het vervolg terughoudender geweest met het uitlenen van haar schriften en dat nam Lydia haar wel een beetje kwalijk, maar er waren tenslotte klasgenoten te over van wie ze, als ze het nodig vond, iets over kon nemen.

Jany had er thuis maar niets over gezegd. Haar moeder kon af en toe erg duidelijk zijn, zonder iets te zeggen trouwens. Kijken was al genoeg. En tenslotte had Lydia haar goede kanten.

Maar wat moest ze nu aan met dat verzoek van Lydia? Jany zuchtte. Doen dan maar? Ze was nog nooit in de Elzas geweest en waarom zou ze daar niet een paar weken doorbrengen? Ze zou er geen hele dagen mee kwijt zijn en ze zou genoeg tijd hebben om de omgeving en de plaatsen in de Elzas te bezichtigen. Na het ontbijt kon ze haar eigen gang gaan. En van daaruit kon ze misschien een stuk van die pelgrimstocht naar Santiago de Compostella lopen.

Lydia belde de volgende dag. ‘Heb je al een besluit genomen? Ja toch? Als je komt, ga dan ook even bij mijn vader en moeder langs. Ik heb een paar truien laten liggen die ik eigenlijk wel kan gebruiken. Het is hier ’s avonds soms echt fris. Daar moet jij ook rekening mee houden, al heb je die natuurlijk klaarliggen voor je trektochten. O ja, en nog wat…Mijn regenjas. Want die heb ik echt nodig. Ik heb mijn moeder al gebeld. Ze zal een klein koffertje voor je klaarleggen.’

Jany hield haar mobieltje verder van haar oor. Dat was wel weer erg gemakkelijk. Helemaal Lydia.

‘Ik weet nog niet of ik kom,’ zei ze. ‘Ik moet, stel dat ik kom, al mijn plannen omgooien, en daar heb ik eigenlijk weinig zin in.’

Lydia zweeg en Jany wachtte af.

‘Maar ik rekende op je,’ zei Lydia ten slotte.

‘Dat was dan erg voorbarig van je.’ Jany hoorde zelf hoe afgemeten haar stem klonk.

‘Er is verder niemand die er een maand of een paar weken tussenuit kan. Jij bent de enige. Mijn nicht Maudy kan maar een paar dagen, maar dan gaat dat van haar vakantiedagen af. Ze wil wel komen, maar dan wil ze ook echt vakantievieren. Jij ben de enige die zo’n luxe baan heeft dat je er een jaar tussenuit kan. Daarom durfde ik het jou ook te vragen. Aan Maudy zouden we trouwens sowieso niet veel hebben. Ze was altijd al erg gemakzuchtig en egoïstisch en dat verandert echt niet in een maandje. ’

Dat was dan een familietrekje, dacht Jany. ‘Tja,’ zei ze. ‘Ik wil best komen. Maar ik wil dan ook tijd voor mezelf hebben zodat ik de omgeving kan zien. Er zijn een paar steden, stadjes meer, die ik graag wil bekijken.’

Lydia gilde verrukt en riep toen: ‘Daar krijg je tijd genoeg voor. En misschien kan ik een keertje mee. Een vriend van Ruud komt over een paar dagen om nog iets aan een paar huisjes te doen. Dat biedt mogelijkheden, want hij zal er heus niet al zijn tijd in stoppen. Gezellig. Ik ben er bijna niet aan toegekomen om de omgeving te verkennen en ik ben ook zo toe aan een beetje vakantie. O, je zal zien dat we evengoed een massa plezier zullen hebben. Vergeet je niet mijn koffer te halen bij mijn moeder? Hoe laat denk je dat je er morgen bent?’

Jany schoot in de lach. Hopeloos geval was Lydia toch. Het moest erg gemakkelijk zijn om zo in het leven te staan. Eigenlijk benijdenswaardig. ‘Overmorgen. En ik wil vaste afspraken maken over de tijd die ik voor mezelf wil hebben.’

‘Natuurlijk. We zullen je niet afbeulen, hoor,’ jubelde Lydia. ‘Fijn dat jij goed met dieren en kinderen overweg kan. Dat krijg je vanzelf als je zo vaak als jij op neefjes en nichtjes past. En jij hebt vroeger toch ook op een pony gereden? Er liggen hier een paar zadels. Ik ben wat dat betreft maar een kneus. Wat een zegen dat het nu opgelost is. En Ruud is natuurlijk altijd stand-by hè? We laten je heus niet aan je lot over.’

Oppassen, dacht Jany en zei hardop. ‘Nee, dat denk ik ook niet, want ik ben maar een paar uur per dag beschikbaar en de rest red je wel. Ruud is ook bij jou stand-by, dus dat gaat je lukken. ’

‘Natuurlijk, natuurlijk. Ik ben al blij dat je voor het ontbijt van de bungalows gaat zorgen,’ lachte Lydia. ‘Ik bel mijn moeder nog even. Die zal ook helemaal gerustgesteld zijn. Ze is zo bezorgd dat het me allemaal te veel wordt. Maar het is echt ons ideaal: een vakantieparkje in Frankrijk. Ik ben altijd al dol op Frankrijk geweest. Hoe laat moet ik mam zeggen dat je langskomt?’

‘Morgenmiddag.’

 ‘Oké, morgenmiddag dus. En dan zien we je overmorgen. Tot dan en alvast een fijne reis. O, en als ik nog iets extra’s nodig heb, bel ik wel.’

Jany tikte het gesprek weg en zuchtte diep. Nou ja, vooruit maar. Ze was nog nooit in de Elzas geweest en had gisteren meteen wat informatie bij elkaar gescharreld. Een streek die bol stond van de geschiedenis en telkens door een oorlog van land was veranderd. Dan weer Frans, dan weer Duits… En dat dorpje waar het huis stond, lag vlak bij een paar leuke stadjes. Ach, misschien was het nog wel leuk ook. En wat was het verschil met druiven plukken? Niets, als ze zich tenminste niet door Lydia liet overrulen.

De volgende middag belde ze aan bij het huis van de ouders van Lydia. De deur ging onmiddellijk open. ‘Daar ben je dan. Wat fijn,’ zei de moeder van Lydia. Uit haar grijsblonde haar dat in een knot was samengebonden, waren wat lokken losgeraakt die langs haar wangen hingen. Lydia leek sprekend op haar moeder. Dezelfde ogen en zelfs hun stemmen waren hetzelfde.

Jany stapte de gang in. ‘Dag, mevrouw Ruiter. En nee… ik kom niet binnen, ik moet nog een paar dingen inpakken.’

Meneer Ruiter kwam van de trap naar beneden. ‘Dag Jany, wat bijzonder aardig van je dat je Lydia uit de narigheid wilt helpen. Ik kan zo lang niet weg van mijn werk en aan een weekje heeft ze niets, zegt ze.’

‘O, maar Jany vindt het toch leuk om die streek een beetje te leren kennen, nietwaar Jany,’ zei zijn vrouw haastig. ‘Lydie zei dat je daar nog nooit geweest was en dat je Europa wilt doorkruisen. Dan heb je in ieder geval alle gelegenheid om de Elzas te zien. En wat meer écht zien! Niet zo oppervlakkig als je de rest van Europa wel zult doen.’

‘Niet alleen Europa… Ik maak een wereldreis. Dat is het plan tenminste,’ lachte Jany.

 ‘Waar is het koffertje?’

‘O, hier staat het. En dan nog een klein doosje. Lydia belde gisteravond voor wat speelgoed voor de kinderen op het terrein en wat boeken en zo. Dat is om die kinderen van die huisjes bezig te houden.’ Mevrouw Ruiter wees naar de grote koffer die in de gang naast een kartonnen doos stond. ‘Wel heerlijk dat je die koffer mee wilt nemen. En ik heb hagelslag gekocht, dan hoef je dat niet te doen, want je zult het wel druk hebben vandaag.’ Ze draaide zich om naar haar man. ‘Zet jij de koffer in de auto voor Jany? Die is vrij zwaar.’

‘Wordt dat niet te vol in jouw auto? Je zult zelf ook behoorlijk wat bagage hebben,’ zei meneer Ruiter bezorgd.

‘Onzin,’ lachte zijn vrouw. ‘Jany gaat juist met zo min mogelijk kleren op pad en je hebt toch een handige, kleine tent waarmee je op pad gaat en die nauwelijks plaats inneemt? Heerlijk dat je zo praktisch bent.’

Meneer Ruiter zuchtte even, keek Jany aan en haalde toen verontschuldigend zijn schouders op.

‘Ik zal kijken of je niet te veel ruimte in moet leveren, Jany,’ zei hij toen.

‘Hè man. Het is toch maar voor één dag,’ zei Lydia’s moeder wrevelig. ‘Ze hoeft er Europa niet mee door te trekken.’

‘Ik zal kijken. En als het niet gaat, blijft die doos hier.’ Meneer Ruiter pakte de koffer op en liep ermee naar buiten. Jany drentelde achter hem aan.

Mevrouw Ruiter volgde met een doos met speelgoed en wierp een blik in de auto. ‘Nou, dat gaat toch best? Ruimte over.’ Ze zette de doos naast de koffer op de achterbank.

Wat leek Lydia op haar moeder. Jany verschoof de koffer en zette de doos op de bodem. ‘Mijn bagage en mijn tentje en wat andere spullen moeten er nog in.’

Meneer Ruiter keek gegeneerd. ‘Dan laten we die doos hier staan. Als het echt dringend is, brengen wij die wel als we er over een paar weken naartoe gaan. Tien tegen een dat Lydia dan nog behoefte heeft aan dingen die hier of in hun eigen huis staan. En de ouders van Ruud kunnen ook weleens iets meenemen. Die willen vast hun zoon een keertje extra zien nu hij er zo beroerd aan toe is.’

‘Het lukt wel,’ stelde Jany hem gerust.

Mevrouw Ruiter wierp haar man een triomfantelijke blik toe. ‘Zie je wel? En je weet hoe Lydia’s schoonmoeder is. Lydie is een beetje bang voor haar. Ze heeft het idee dat Ruuds moeder haar een onhandige kluns vindt en wil het liefst niets aan haar vragen.’ ‘Onhandig… Tja…daar kon Ruuds moeder weleens gelijk in

hebben,’ mompelde meneer Ruiter.

Zijn vrouw draaide zich om, liep het huis in en kwam weer terug met een lichtbeige wollen jas. ‘Deze kan er toch nog wel bij? Voor als het koud wordt.’

Meneer Ruiter schudde krachtig zijn hoofd. ‘We gaan de zomer tegemoet, Dita, en als Lydia het koud heeft, trekt ze maar een van die truien aan die in die koffer zitten.’

‘Maar…’ pruttelde mevrouw Ruiter en ze keek Jany aan. ‘Het maakt jou toch niet uit, Jany?’

‘Een regenjas was het toch?’ vroeg Jany.

‘Die zit al in de koffer. Dit is haar goeie jas.’ Mevrouw Ruiter liep naar de auto toe.

‘Het risico dat die jas geplet aankomt, neem ik liever niet, me- vrouw Ruiter. Daar zou Lydia niet blij mee zijn en zoals uw man zei: het wordt straks hoogzomer en dan hangt die jas Lydia maar in de weg,’ merkte Jany op.

‘Maar als je hem nu helemaal bovenop legt…’

Jany glimlachte. Alsof ze Lydia hoorde. ‘Daar liggen mijn eigen spullen waar ik voorzichtig mee ben, mevrouw Ruiter.’

‘Die jas gaat niet mee.’ Meneer Ruiter pakte de jas van zijn vrouw af en liep ermee het huis in.

‘O ja, voor ik het vergeet. Lydia zei dat u een reisgids voor dat stuk van de Elzas had klaarliggen. Ze wil er een paar pagina’s uit kopiëren. Het internet is niet zo duidelijk als dat gidsje, zei ze, en dat het meteen wel handig voor mij zou zijn,’ riep Jany hem na.

Mevrouw Ruiter schudde haar hoofd en trok haar onderlip naar binnen. ‘Reisgids? Daar weet ik niets van.’ Ze deed een paar stappen in de richting van de voordeur. ‘Dries, weet jij iets van een reisgids?’ Meneer Ruiter kwam even later weer naar buiten en had een dun boekje in zijn hand dat hij aan Jany gaf. ‘Dit had ik al voor je klaargelegd. Het enige waar jij wat mee opschiet. Vergeef het mijn dochter maar dat ze je opscheept met allerlei spullen terwijl je haar al zo helpt. Enfin, je kent haar.’

Zijn vrouw draaide haar hoofd naar hem toe. ‘Nou ja, Dries. Het is voor Jany net zo leuk als voor Lydia, toch Jany? Dat ze aan een reisgidsje voor je denkt! Attent! Een goede start voor je wereldreis, toch?’

Jany stond even in dubio. Zou ze het zo laten? Nog even en dan was Lydia degene die haar vriendin een dienst bewees door haar een baantje en onderdak te bieden. Dat had ze in het verleden te vaak laten gebeuren. Maar niet meer. ‘Nee, mevrouw Ruiter, ik doe het omdat Lydia ten einde raad was en er niemand anders beschikbaar is, maar ik moet mijn plannen voor haar omgooien en daar zat ik niet op te wachten,’ zei ze vriendelijk, maar beslist. ‘Zodra ze iemand vindt, ben ik weg.’

‘Dat weten we en we zijn je er erg erkentelijk voor,’ zei meneer Ruiter haastig. De uitdrukking in zijn ogen was een en al verontschuldiging. ‘Het is dat ik niet zo lang weg kan van mijn werk en dat Lydia niets heeft aan alleen mijn vrouw, anders had ik haar er wel naartoe gebracht.’

Zijn vrouw keek hem verontwaardigd aan. ‘Nou ja. Je weet dat Lydia niet wil dat ik jou zo lang alleen laat en dat het voor mij te zwaar zou worden. Anders was ik gerust wel gegaan. Die beesten… Daar zou ik vast wel raad mee weten, en ik kan erg goed met kinderen opschieten. Wees nu maar blij dat ik niet ga en jou hier niet aan je lot overlaat. Zo dol ben je niet op koken en boodschappen doen. Dat zou je nog knap tegenvallen.’

Meneer Ruiter zweeg en Jany keek hem vol sympathie aan. Waarschijnlijk zou hij een gat in de lucht springen als zijn vrouw een maandje weg was. Zo heerlijk rustig. En dat hij niet voor zichzelf kon zorgen? Dat betwijfelde ze. Het zou wel andersom zijn. Mevrouw Ruiter zou bovendien voor Lydia een blok aan haar been zijn als ze daar een tijd zou blijven. Ze hadden, voor Lydia het huis uit was gegaan, zo vaak ruzie met elkaar gehad om futiliteiten, dat meneer Ruiter er vast weleens tureluurs van moest zijn geworden. Lydia zei dan altijd dat Jany in haar handen mocht knijpen met zo’n gemakkelijke moeder als zij had. Nou, daar had ze groot gelijk in. Ze stak haar hand uit. ‘Dag mevrouw Ruiter, dag meneer Ruiter, we zien elkaar misschien nog wel als u die kant op komt.

Of volgend jaar, als ik weer terug ben.’

Ze schudden haar hand. ‘Ik hoor wel van Lydia wat ze vindt van het linnengoed dat ik voor haar heb uitgekozen.’ Mevrouw Ruiter maakte een hoofdknik naar de koffer.

Linnengoed? Dat in Frankrijk te kust en te keur te koop was? Het mankeerde mevrouw Ruiter aan gezond verstand. Dat was in ieder geval niet te koop, anders had haar man het wel op de kop getikt. ‘Vast,’ zei Jany en ze vertrok naar haar eigen vader en moeder om daar nog even afscheid te nemen.


>