Winterverhaal: Winter in de kleine theetuin – Anne West

Tirza runt samen met haar vader een noodlijdend bouwbedrijfje op Texel. Ze worden door de eigenaresse van de theetuin gevraagd om een tijdelijke winteroverkapping te maken. Door gebrek aan werknemers, en haar zieke vader, zal Tirza dit echter zelf moeten neerzetten. Dan krijgt ze te maken met de aannemer Maarten de Waard. Ze zijn erg goed in kibbelen met elkaar en Tirza wil liever niets te maken hebben met dat belachelijke stadsmannetje in zijn strakke pak. Maarten ziet Tirza dag en nacht doorwerken en haar best doen om deze opdracht te klaren, en besluit haar te helpen. Al gaat dat moeilijker dan verwacht. Lukt het Tirza haar koppigheid aan de kant te zetten en Maartens hulp te aanvaarden?


‘Twee dagen? Je maakt een geintje zeker.’ Tirza Rijneveld keek haar vader verbijsterd aan.
‘Twee dagen,’ herhaalde hij.
‘Maar dat red ik nooit.’
‘Wat de klant wil, dat krijgt hij.’
‘Twee dagen, pap. Hoe ga ik dat doen?’
‘Als iemand het kan, ben jij het.’
Tirza veegde haar handen af aan haar overall. ‘Wie is die klant?’
‘De theetuin in De Koog. Ze willen voor de winters een tijdelijke overkapping.’
‘O ja, ik heb gehoord van die theetuin. Ik dacht dat de eigenaresse zo aardig was.’
‘Die had ik niet aan de lijn. Het spijt me, Tirza, maar we kunnen het geld goed gebruiken.’
Tirza knikte. Dat hoefde haar vader haar niet uit te leggen. ‘Oké, welke willen ze? Ik zal het op de wagen laden.’
Haar vader gaf haar het model door en Tirza liep het kantoortje uit, de loods in en over het terrein naar de geparkeerde vrachtwagen. Voorzichtig reed ze de grote loods binnen, waarna ze de shovel pakte en op zoek ging naar het pakket voor de tijdelijke overkapping. Twee dagen. Zonder hulp waarschijnlijk, want dat konden ze niet betalen. Misschien kreeg ze haar broer zo gek dat hij zijn geliefde administratie in de steek liet voor wat stevig bouwwerk.
Behendig laadde ze met de shovel het hout op de vrachtwagen. Dit klusje had ze al vele keren eerder gedaan. Ze sjorde het hout vast en controleerde nogmaals of ze alles had. Daarna reed ze het korte stukje naar De Koog, de badplaats van Texel. Geweldig, geen parkeerplek bij de theetuin, zag ze meteen. Haar grote vrachtwagen hield alle verkeer op. Nou ja, het moest maar. Ze stapte uit en liep de kleine bakkerij aan de voorkant van de tuin binnen. In de bakkerij stond een vrouw van ongeveer haar leeftijd met een kleurige schort voor bij een aanrecht met haar handen in het deeg.
‘Hoi,’ zei Tirza. ‘Ik kom de overkapping neerzetten.’
‘O, wat fijn. Ik ben Fleur,’ zei de vrouw.
‘Tirza.’
‘Maarten is in de tuin. Hij gaat hierover,’ zei Fleur. ‘Maar ik ben blij dat je er bent. Loop maar door. Lust je straks nog iets lekkers?’
Tirza keek naar de vitrines in de bakkerij, waar de heerlijkste taartjes in stonden. Taartjes gericht op de naderende winter, bedacht ze. Weelderig gebak met noten, appels en chocolade, en in de keuken rook ze de heerlijke geur van kaneel. ‘Nou, ik lust wel wat straks. En ik wil later ook wat meenemen voor mijn vader.’
‘Prima, ik zorg voor een lekker pakketje,’ zei Fleur.
Tirza knikte haar toe en liep door de tuin in. Het was er fris. Een koude wind blies nog een vage dennengeur de tuin in van de bomen achter de muur. De plantenbakken in de tuin waren al leeg en er zaten nog maar een paar gasten buiten. Tirza begreep meteen de noodzaak van de overkapping. Achter in de tuin stond een man in een maatpak. Was dat Maarten? Aarzelend liep ze naar hem toe. Nee, dit kon de aannemer niet zijn. Hij zag er zo netjes uit. Veel te netjes. Opeens voelde Tirza zich in haar roze overall niet op haar gemak. Onzeker haalde ze een hand door haar verwarde haren. Had ze daar vanochtend wel een kam doorheen gehaald? Nee, dat was niet heel waarschijnlijk.
‘Eh, pardon?’
‘Ja?’ De man draaide zich naar haar om.
‘Ik kom de overkapping maken.’
Hij staarde haar aan. ‘Jij?’
‘Ja, ik.’ Tirza schoot meteen in de verdediging. Weer zo’n klant vol vooroordelen omdat ze een vrouw was.
‘Alleen?’
‘Ja. Hoezo?’ Tirza sloeg haar armen over elkaar en keek de man vragend aan. Oké, dat alleen die overkapping bouwen was min of meer noodgedwongen. Haar vader had onlangs hun laatste vaste kracht moeten ontslaan. Nu deed Tirza al het zware werk alleen, soms met hulp van haar niet zo happige broer.
‘Gewoon een vraag,’ zei de man. ‘Ik ben Maarten de Waard, de aannemer.’
‘Tirza Rijneveld. Kan ik alles gaan uitladen?’
‘Ja, het moet hierheen.’
Tirza slikte en keek de tuin rond. Ze moest het bouwpakket uitladen met een shovel die op de vrachtwagen zat, maar ze kon moeilijk door de bakkerij gaan rijden met dat ding. De enige andere toegang was het poortje in de muur die uitkwam op het fietspad door het bos achter de tuin. Shit, dit werd een hele klus.
‘Is er een probleem?’ vroeg Maarten.
‘Nee, hoor. Geen probleem.’ Tirza liep naar het poortje en stapte de tuin uit. Meteen stond ze in het duinbos. Ze volgde het fietspad dat op de weg naar het strand uitkwam. Dat werd heel veel heen en weer rijden, maar ze had geen keus. Ze liep om het blokje huizen heen naar de vrachtwagen en reed deze naar het einde van het fietspad. Met een diepe zucht begon ze met het uitladen en verslepen van het enorme bouwpakket. Na tien keer heen en weer rijden met de shovel en eindeloos sjouwen, had ze er genoeg van. Ze greep naar haar mobiel en belde haar broer.
‘Hé, zus.’
‘Heb je even tijd?’
‘Niet echt.’
‘Ik ben hier in mijn eentje een enorm pakket aan het uitladen. Ik kan wel wat hulp gebruiken.’
‘Jullie hadden Gerrit niet moeten ontslaan.’
‘We hadden geen keus, het geld was op.’
‘Ik heb het druk, Tirza.’
‘Luister, het duurt maar een paar uurtjes en ik…’
Verbijsterd luisterde Tirza naar de kiestoon. Nou ja, zeg. Aan haar broer had ze ook niets. Verbeten klemde ze haar kaken op elkaar en laadde de volgende serie planken uit. Gewoon doorgaan.
In de tuin bekeek Maarten keurend de goederen. ‘Lukt het?’
‘Ja, hoor.’
‘Kan ik iets doen?’
‘Nee,’ zei Tirza trots. Zonder hem nog verder aan te kijken, draaide ze zich weer om, om de volgende lading te halen. Met een stel zware palen op de shovel reed ze terug. Maarten stond er nog steeds, dit keer met zijn mobiel in zijn handen.
‘Er staat op jullie site dat een deskundig team de overkapping in elkaar komt zetten,’ zei hij.
‘Ik ben deskundig,’ zei Tirza.
‘Ja, dat geloof ik meteen, maar je bent geen team.’
Shit, ze moest vanavond gelijk die site aanpassen.
‘Gewoon nieuwsgierig, hoor, maar hoe ga je in je eentje die palen in de grond krijgen?’ vroeg Maarten.
Tirza beet op haar lip. Dat was een vraag die haar ook al een paar uur bezighield. Maar dat kon ze niet aan hem laten blijken. Straks raakte ze deze klus kwijt en dat mocht echt niet gebeuren. ‘De hulptroepen komen later.’
‘Echt?’
‘Ja, natuurlijk. Wij runnen een professioneel bedrijf,’ zei Tirza. Ze moest zo even wat vrienden appen. Hopelijk hadden zij wel tijd.
‘Ik heb anders nog wel wat mensen die ik kan laten overkomen,’ zei Maarten.
O ja, natuurlijk, en dan een lagere prijs bedingen. Ze wist precies hoe dat ging. ‘Nee, dat is echt niet nodig.’
‘Oké, als jij het zegt.’ Maarten draaide zich om en verdween de bakkerij in.
Tirza haalde opgelucht adem en haalde het laatste deel van de lading op. De prachtige theetuin lag nu vol met houten planken en palen. Opeens zonk haar de moed in de schoenen. Hoe ging ze dit doen? Natuurlijk wist ze precies hoe ze de overkapping in elkaar moest zetten, dat was het probleem niet. Maar ze had hulp nodig. Ze kon niet in haar eentje de grote steunpalen omhooghouden en tegelijkertijd vastzetten. Dat had Maarten natuurlijk allang gezien. Tirza greep haar telefoon en scrolde door haar contacten. De meeste mensen die ze kende waren nu ook aan het werk. Waar moest ze in vredesnaam hulp vandaan halen?
‘Jij zult wel trek hebben.’ Fleur kwam de tuin in met een gebakje op een schoteltje in haar handen.
‘O, wat lief,’ zei Tirza dankbaar.
‘Lukt het allemaal?’
‘Geen zorgen.’
‘Ga je dit in je eentje doen?’ Fleur keek haar onderzoekend aan. Had die Maarten met haar gepraat?
‘Nee, natuurlijk niet.’ Tirza hoorde zelf hoe onzeker haar stem klonk. Opeens prikten er tranen in haar ogen.
‘Gaat het wel?’
Tirza slikte en prikte in haar gebakje. ‘Ja.’
‘Je weet dat Texel uiteindelijk maar een klein eiland is, hè?’ Fleur keek haar met een schalks lachje aan.
‘Praat me er niet van.’
‘Ik weet dat het niet zo goed gaat met jullie bedrijf.’
Tirza zuchtte diep. Ontkennen had nu geen zin. ‘Dat klopt. Mijn vader is lang ziek geweest en sindsdien…’ Ze haalde haar schouders op.
‘Jullie komen hier heus wel uit,’ zei Fleur bemoedigend.
‘Ja, dat wil ik ook geloven, maar mijn vader kan me niet meer helpen en ik kan het alleen niet altijd aan.’ Tirza staarde moedeloos naar het bouwpakket dat verspreid door de theetuin lag.
‘Kom,’ zei Fleur. ‘Laten we even binnen gaan zitten.’
Tirza liet zich naar binnenleiden naar de zitjes voor in de bakkerij. Ze zette haar gebakje voor zich neer en nam er een flinke hap van. Heerlijk. Een explosie van chocolade en karamel vulde haar mond. Fleur had talent, dat was een ding dat zeker was.
‘Maarten heeft vast nog wel wat goede ideeën,’ zei Fleur.
‘O ja, vast,’ zei Tirza sarcastisch.
‘Hij is echt goed in wat hij doet, hoor. Hij heeft Rosa en mij destijds in Amsterdam echt goed geholpen.’
‘Ik ken die hulp. Die heeft altijd een prijs en dat kan ik me niet veroorloven.’
‘Wil je dit dan echt alleen doen?’
Tirza knikte vastbesloten. ‘Ja, ik ga dit alleen doen.’
‘Tirza.’ Fleur leek te aarzelen.
‘Wat?’
‘Ik heb nu ook een eigen onderneming. Mijn nichtje Rosa is onlangs uit onze theetuin gestapt en ik sta er ook alleen voor. Ik kan het niet alleen. Ik ben heel dankbaar dat Maarten me is komen helpen. En ik vraag ook hulp aan anderen als het moet.’
‘Ik heb geen geld voor hulp.’
‘Maarten hoeft niet voor alles betaald te worden. Hij is echt aardig.’
‘Zo’n gelikte zakenman. Ik ken zijn type.’
Fleur grinnikte. ‘Ja, ik moet toegeven dat ik dat ook dacht toen ik hem voor het eerst zag. Het is dat pak van hem, denk ik.’
Tirza haalde haar schouders op.
‘Echt, Tirza. Hij heeft destijds veel voor Rosa en mij betekend. Hij heeft goede ideeën en hij is niet te beroerd zelf zijn handen uit zijn mouwen te steken. En er is niets mis met hulp vragen. Ik denk dat Maarten dat heel goed begrijpt, want ik weet van hem dat ook zijn bedrijf moeilijke tijden heeft gekend.’
‘Hij kijkt nu al op me neer.’
‘Nee, dat geloof ik niet.’
‘Hij was stomverbaasd toen hij mij zag: een vrouw alleen.’
‘Ja, nou, dat was ik ook,’ zei Fleur.
Tirza staarde haar aan.
‘Kijk nou naar dat hele pakket. Kom op, Tirza, het is belachelijk dat je dat zelfs maar alleen wilt proberen. Er zijn grenzen, hoor. Zelfs een man zou dit niet alleen kunnen.’
‘Nou, het zal wel moeten, want zoals ik al zei heb ik geen geld om hulp te betalen en er is niemand anders beschikbaar.’
Fleur keek haar aarzelend aan. ‘Goed, als je denkt dat dat lukt.’
‘Ik denk dat dat lukt.’
‘Oké, maar voor vandaag heb je genoeg gedaan. Eet lekker je gebakje op en kies wat taartjes uit om mee naar huis te nemen. Morgen weer een dag.’
Tirza aarzelde even tussen het pakket hout in de tuin of de heerlijke taartjes. Het was uiteindelijk niet zo’n heel moeilijke keus. En Fleur had gelijk: morgen weer een dag.

Shit, die draagpaal was wel heel erg zwaar. Met al haar krachten duwde Tirza hem overeind. Oké, dat was gelukt. En nu? Iemand moest hem vastzetten. Verdomme, waar was ze aan begonnen?
‘Lukt het?’
Tirza draaide moeizaam haar hoofd om en zag tegen de deur van de bakkerij Maarten geleund staan. Hij zag er onberispelijk uit in zijn pak.
‘Ja, het lukt best, dank je.’
‘Oké, dat is fijn.’
Tirza stond daar maar tegen de paal te leunen. Wanneer ging hij weg? Dan kon ze de paal weer laten zakken en bedenken hoe ze dit beter kon doen. Maar Maarten ging niet weg. Hij bleef, met een kopje thee in de hand, rustig kijken naar haar ellende.
‘Je moet de paal vastzetten,’ zei Maarten.
‘Joh, meen je dat nou?’
‘Hoe ga je dat doen?’ Zag ze hem nou lachen? Tirza kookte van woede. Ze had ontzettend veel zin om die ongetwijfeld hete thee over zijn pak te smijten. Ze stond hier letterlijk voor paal. Ze kon geen kant op en hij wist het. Maar als hij dacht dat ze zijn hulp ging vragen, dan had hij het toch echt mis. Al moest ze hier de rest van de dag zo blijven staan.
‘Kan ik misschien iets doen?’ vroeg Maarten op een voor Tirza iets te onschuldige toon.
‘Ja, weggaan. Ik houd er niet van om op de vingers gekeken te worden.’
‘Zou dat helpen, als ik wegga?’
‘Reuze,’ zei Tirza.
‘Ik zou je ook kunnen helpen om die paal vast te zetten.’
Tirza beet op haar lip. De woorden van Fleur echoden in haar hoofd. Maarten was aardig, hij hielp haar ook voor niets. Hij had ook moeilijke tijden gekend. Haar armen begonnen pijn te doen en ze wilde niets liever dan dat ding neerleggen. Maar haar trots weerhield haar. Dit was haar probleem, het was haar bedrijf en haar opdracht. ‘Niet nodig.’
Maarten schudde zijn hoofd, zette zijn kopje thee op de grond, kwam naar haar toe en pakte de paal. ‘Zet hem vast.’
Tirza weigerde de paal los te laten. ‘Je pak wordt vies.’
‘Zet dat ding vast!’
Tirza besefte dat Maarten nergens heen ging. En toegegeven, haar armen waren opgelucht toen ze ze langs haar lichaam liet glijden. Morgen had ze vast spierpijn.
‘Ben jij altijd zo eigenwijs?’ vroeg Maarten terwijl Tirza een schep pakte.
‘Ja.’
‘Dat dacht ik al.’
Zwijgend schepte Tirza zand om de paal heen tot hij vaststond.
‘We gaan hier bloemen omheen zetten zodat die palen in de zomer kunnen blijven staan,’ zei Maarten.
‘Goed idee.’
‘Ik denk erover mijn bedrijfje naar Texel te verhuizen,’ zei Maarten. ‘Het is hier goed toeven, vertelde Fleur.’
‘Dat is het ook,’ zei Tirza.
‘Ben jij een Texelaar?’
‘Een echte.’
‘Als ik hier kom wonen, kan ik jou meer klussen geven.’
Tirza hield op met haar werk en keek op. ‘Waarom zou je dat doen?’
‘Fleur zei dat jullie het moeilijk hebben.’
‘Dat gaat je niets aan.’
‘Misschien niet, maar ik wil je graag helpen.’
‘Waarom? Je kent me helemaal niet.’
‘Nee, maar daar kan verandering in komen als wij meer gaan samenwerken.’
‘Wie zegt dat ik dat wil?’
‘Ja, je hebt gelijk,’ zei Maarten. ‘Je bent echt verdomde eigenwijs.’
Tirza haalde haar schouders op en werkte weer door. Ze probeerde niet na te denken over zijn woorden. Meer opdrachten, meer inkomen. Het was natuurlijk heel simpel.
‘Ik heb een klein stukje grond kunnen bemachtigen, niet groot natuurlijk, maar groot genoeg voor een huis, dus wellicht kan jullie bedrijf daar iets voor betekenen.’
‘Als je dat wilt,’ zei Tirza stug. Ze begreep zelf niet zo goed waarom ze zo reageerde. Ze kon elke klus gebruiken die binnenkwam. Haar vader zou erop staan dat ze dit aanbod aannam.
‘Ja, dat wil ik.’
Tirza keek weer op. ‘Waarom doe je dit?’
Maarten haalde zijn schouders op. ‘Ik weet wat het is om aan de rand van de afgrond te staan.’
‘Wij staan niet aan de rand van de afgrond,’ zei Tirza fel.
‘Nou ja, een paar stappen ervandaan dan.’
Tirza gooide de laatste schep zand rond de paal en weigerde hem aan te kijken. Stonden ze nog maar een paar stappen weg van die afgrond? De werkelijkheid was dat ze er vermoedelijk al ingevallen waren. Maar dat zou ze echt nooit toegeven. Zeker niet aan Maarten. ‘Klaar. Je kunt gaan.’
‘En die andere palen dan?’ Maarten knikte naar de rest van het pakket.
‘Mijn broer komt me helpen,’ loog Tirza.
‘Oké.’ Maarten knikte haar toe.
‘Dank je wel,’ mompelde Tirza nauwelijks hoorbaar.
Maarten grijnsde en Tirza moest toegeven dat zijn lach aanstekelijk werkte. ‘Graag gedaan.’

‘Je komt me nu helpen!’ Tirza hoorde zelf hoe smekend haar stem klonk. Met haar telefoon tegen haar oor geklemd zat ze in het kleine, aftandse kantoor in hun grote loods.
‘Luister, zusje, ik heb werk te doen. Ik wil niet blijven op dat zinkende schip.’ Dirk klonk vooral geërgerd en leek haar wanhoop niet te merken.
‘Wat bedoel je?’
‘Ik bedoel dat ik wat anders ben gaan doen voor mezelf. Ik heb een gezin te onderhouden, zoals je weet.’
Tirza’s mond viel open. ‘Laat je ons in de steek?’
‘Ik heb inkomen nodig. Mijn kinderen willen gek genoeg elke dag eten.’
‘Ik heb hulp nodig,’ zei Tirza. ‘Ik kan dit niet alleen.’
‘Het spijt me. Als je verstandig bent, ga je ook wat anders doen.’
Voordat Tirza daarop kon reageren, had haar broer al opgehangen. Verdwaasd staarde ze naar haar telefoon.
‘Dirk komt ons niet meer helpen, hè?’
Ze keek op en zag haar vader in de deuropening staan. Hoelang stond hij daar al? Ze schudde haar hoofd. ‘Maar het geeft niet. Ik red het wel alleen.’
‘Dit is waanzin, Tirza. Misschien moeten we ermee ophouden. Ik sleep jou mee in de ellende.’
‘Nee, dit is ons bedrijf. Ik geef dat niet zomaar op.’
‘Dat doe je ook niet. Je hebt lang genoeg gevochten. En misschien moeten we nu onder ogen zien dat er niets meer is om voor te vechten.’
‘Dat is niet waar!’ zei Tirza fel. ‘We bestaan nog steeds en ik geef dit niet zomaar op.’ Met een ruk stond ze op. ‘Ik ga de overkapping in de theetuin afmaken.’
‘Dat lukt je niet alleen.’
‘Ik verzin wel wat.’ Tirza vluchtte langs haar vader heen naar buiten. Natuurlijk lukte haar dat niet alleen, dat besef had ze inmiddels ook wel. Maar deze klus moest ze klaren. Het bracht weer wat geld op en daarna zag ze wel verder. Ze hield van hun bedrijfje, ze kende niets anders. Als kind al had ze haar vader geholpen. Samen op de vrachtwagen naar opdrachten, veranda’s en schuren bouwen, meedenken met klanten die iets heel bijzonders wilden. Ze vond het allemaal even leuk. Meer dan haar broer was ze haar vaders opvolger. Ze kon zich haar leven zonder dit werk niet voorstellen. Ze reed door de landerijen van het eiland naar De Koog en liep even later de bakkerij in, waar Fleur al druk bezig was. ‘Mijn vader heeft gesmuld van al het lekkers,’ zei ze.
‘Goed zo. Je hulptroepen zijn al bezig in de tuin,’ zei Fleur. ‘Fijn dat je toch wat hebt kunnen regelen.’
‘Hè?’ zei Tirza dom.
‘Ik ga een mooi feest geven voor de opening van het overdekte wintergedeelte. Jij en je vader zijn natuurlijk welkom.’
‘Eh ja, fijn,’ zei Tirza. Ze liep de tuin in en zag daar drie mannen aan het werk met de volgende draagpaal. Ze keek nog eens goed. Was dat Maarten? Ze herkende hem bijna niet in zijn vuile werkkloffie.
‘Hé, Tirza.’ Hij keek even op en zwaaide.
Ze liep naar hem toe. ‘Wat doe je?’
‘O, ik en de twee mannen hier die je hebt opgetrommeld, zijn vast begonnen met het afmaken van de overkapping.’
‘Maar ik heb niemand opgetrommeld.’
‘Niet? O, wat gek. Hoe komen ze dan hier?’
Tirza wist niet of ze moest lachen of kwaad worden. Ze trok Maarten weg van de mannen. ‘Ik heb geen geld om ze te betalen.’
Maarten zuchtte diep. ‘Luister, Tirza. Ik heb je al eens eerder verteld dat ik als geen ander weet hoe het is om bijna failliet te gaan. En dit is een verdomd klein eiland op zijn tijd. Als ik ergens per ongeluk jouw naam noem, krijg ik gelijk te horen hoe hard je werkt en hoeveel tegenslag jij en je vader hebben gehad met zijn ziekte en zo.’
‘Je hebt navraag naar mij gedaan?’ Geschokt keek Tirza hem aan.
Maarten schudde zijn hoofd. ‘Nou en? Daar gaat het helemaal niet om. Het gaat erom dat je hier weer bovenop komt. Ik heb begrepen dat jullie vakwerk afleverden en ik ga ervan uit dat jullie dit weer op kunnen pakken. Je hebt alleen een duwtje in de goede richting nodig.’
‘Je had dit met mij moeten overleggen. Is dit hoe jij samenwerken ziet? Dat je dingen achter mijn rug om regelt?’
‘Nee, dit is hoe ik helpen zie,’ zei Maarten.
Tirza beet op haar lip. Ze had geen weerwoord. Het liefst wilde ze zijn zogenaamde hulp weigeren, maar kijkend naar de zware draagpalen wist ze dat ze geen andere keus had dan de mannen hun gang te laten gaan.
‘Ga jij ook nog eens wat doen?’ vroeg Maarten. Hij wees naar het bouwpakket. ‘Wij zijn al uren bezig.’
Tirza slikte bijna letterlijk haar trots in. ‘Oké, vandaag accepteer ik dit, want ik heb geen keus. Maar morgen…’
‘Morgen staat hier een geweldige overkapping,’ zei Maarten zonder acht te slaan op haar dreigende toon.
Tirza schudde haar hoofd en liep naar het hout. Hij had verdomme weer gelijk: morgen zou de theetuin klaar zijn voor een winter vol lekkers en gezelligheid onder een prachtige overkapping. Een overkapping die haar bedrijf had geplaatst. Prachtige reclame. Tirza wilde eigenlijk nog steeds kwaad blijven, maar ze kon het niet opbrengen. Ze voelde hoe een glimlach zich op haar gezicht worstelde en meteen zag ze Maartens blik. Hij had die glimlach ook gezien.

‘Wauw, Tirza, ik had je bijna niet herkend.’ Fleur keek haar bewonderend aan.
‘O, dank je,’ zei Tirza. Ze moest toegeven dat ze, toen ze vlak voor haar vertrek naar de theetuin in de spiegel keek, ook erg tevreden was over het resultaat. Ze had extra haar best gedaan, al zou ze dat nooit aan Fleur toegeven.
‘Mijn dochter is een schoonheid, maar dat zie je overdag niet altijd,’ zei haar vader trots.
‘Pap!’
Fleur grinnikte. ‘Nou, wij werkende vrouwen kunnen er buiten werktijd inderdaad ineens heel anders uitzien, als een soort Assepoester.’
‘Precies,’ zei Tirza. Niet dat ze buiten werktijd normaal gesproken veel tijd aan haar uiterlijk besteedde, maar dit was een speciale gelegenheid, hield ze zichzelf voor.
‘Je moet snel in de tuin gaan kijken,’ zei Fleur. ‘Rosa heeft de aankleding gedaan, het is geweldig geworden.’
‘Ik ben zo benieuwd.’ Tirza liep langs de bakkerij met haar vader aan haar arm de tuin in. Verrast hapte ze naar lucht. Fleur had niets te veel gezegd. In de kille, donkere avondlucht was de tuin een waar fata morgana met talloze lampjes die de ruimte onder haar overkapping een sprookjesachtige sfeer gaven. Een paar terrasverwarmers zorgden voor een aangename temperatuur. Op de mooi gedekte tafels stonden etagères met kleine gebakjes die de sfeer van de winter nog meer uitdroegen. Witte gebakjes die bedekt leken met sneeuw, sneeuwpopjes gemaakt van schuim, donkere chocoladegebakjes, dieprode fruitgebakjes… Tirza keek haar ogen uit.
‘Die overkapping ziet er puik uit,’ zei haar vader terwijl hij in haar arm kneep.
Tirza knikte, ze was trots op het resultaat en stiekem dankbaar voor alle hulp die ze had gehad.
‘En kijk eens.’ Haar vader wees naar de achterste muur van de theetuin.
Verbaasd staarde Tirza naar het bord dat daar hing. Het was een bord met hun logo. Rijneveld: voor al uw veranda’s en overkappingen, stond er in sierlijke letters. Ook de nodige contactgegevens stonden vermeld. Wie had dat nu weer geregeld?
‘Tirza?’ Opeens stond Maarten voor haar, nu weer duidelijk herkenbaar in zijn nette kleding. Ze kon de bewonderende blik die hij over haar heen liet glijden nauwelijks negeren.
‘Hoi, Maarten. Dit is mijn vader,’ zei ze zo zakelijk mogelijk. ‘Pap, dit is Maarten.’
‘O, onze nieuwe zakenpartner,’ zei haar vader en hij stak zijn hand uit.
‘Pap!’ siste Tirza. ‘Daar hebben we nog niets over besloten.’ Waarom had ze hem over Maartens voorstel verteld?
‘Niet? O, ik dacht eigenlijk dat het al vaststond.’ Haar vader schudde een grijnzende Maarten hartelijk de hand.
‘Nee,’ zei Tirza maar het leek alsof de twee mannen helemaal niet luisterden. Haar vader stak een enthousiast betoog tegen Maarten af en hij luisterde geïnteresseerd. O, fantastisch. Tirza draaide zich om en besloot de verleiding van de etagères niet langer te weerstaan. Ze pakte een sneeuwwit minitaartje en zette daar haar tanden in. Wat was Fleur toch een enorm talent. Onder het winterse uiterlijk van het taartje ging een explosie van appel en kaneel schuil. Heerlijk.
‘Je vader heeft veel ideeën.’
Tirza schrok en draaide zich om. Achter haar stond Maarten. ‘Eh ja, dat weet ik.’
Maarten lachte. ‘Je hebt…’ Hij wees naar haar kin. ‘Sneeuw, denk ik.’
Shit! Tirza voelde zich knalrood worden. Vlug veegde ze haar kin schoon met een servetje. Waarom nu juist bij Maarten?
‘Je ziet er prachtig uit,’ zei hij.
‘O… eh, dank je.’ Natuurlijk zag ze er prachtig uit. Ze had de hele middag besteed aan dit uiterlijk om hem te laten zien dat ze meer was dan een sjofele vrouw die met hout sjouwde. Opeens schaamde ze zich voor haar inspanningen. Wat kon het haar eigenlijk schelen hoe hij over haar dacht?
‘Ik spreek niets met je vader af als jij dat niet wilt,’ zei Maarten.
Tirza wist niet wat ze daarop moest antwoorden. Ze stond daar maar met het laatste restje van haar taartje in haar hand. Te bang om daar een hap van te nemen voor het geval ze weer in een vernederende situatie terechtkwam.
‘Tirza.’ Maarten leidde haar onder de overkapping vandaan verder de theetuin in, naar het reclamebord aan de muur. Hier waren ze opeens weg van het gezellige geroezemoes en stonden ze bijna in het donker. Tirza kon de kenmerkende dennengeur van de duinen achter de muur hier weer goed ruiken. ‘Ik weet eigenlijk nog steeds niet hoe je over de hele situatie denkt. Echt denkt bedoel ik.’
Tirza zuchtte diep. ‘Ik weet heus wel dat je ons alleen maar wilt helpen.’
‘Maar dat vind je niets.’
‘Het is ons bedrijf, niet dat van jou.’
‘Ik was niet van plan het over te nemen.’
‘Ik wil niet van jou afhankelijk zijn.’
‘Dat ben je ook niet. Als jullie bedrijf weer gaat lopen, komen er andere opdrachtgevers.’
‘Ik heb geen keus, hè?’ Tirza haalde haar schouders op.
‘Vind je het dan echt zo erg om met mij samen te werken?’
Tirza wilde dat meteen bevestigen, maar iets weerhield haar daarvan. Het was niet eerlijk, besefte ze. Maarten had geen eisen gesteld en keihard met haar gewerkt om de theetuin voor de winter af te krijgen. En hij had een reclamebord geregeld. Eigenlijk was het ontzettend lief wat hij had gedaan. Haar weerstand smolt weg. ‘Nee, sorry. Ik ben gewoon koppig en nogal onafhankelijk, denk ik.’
‘Ja, ik heb ook moeten leren hulp te aanvaarden.’
‘Echt waar?’
‘Zeker, maar toen ik aan de grond zat, moest dat wel.’
Tirza knikte. Ze dacht weer aan Fleurs verhaal en wist dat ze haar koppigheid aan de kant moest zetten. Anders zou hun bedrijf het niet overleven. ‘Dank je wel. Ik kan je hulp echt wel gebruiken.’
‘Zolang als nodig is en geen minuut langer.’
‘Jij begrijpt het,’ zei Tirza en ze grinnikte.
‘Dus dat betekent dat we elkaar vaker gaan zien,’ concludeerde Maarten.
‘Daar lijkt het op,’ zei Tirza.
‘Dan zouden we misschien, puur en alleen om onze samenwerking te bevorderen, ook weleens samen ergens kunnen gaan eten.’
Tirza keek hem aan. Zijn blik ving de hare. Heel even boog hij zich naar haar toe en vlinderlicht voelde ze heel kort zijn lippen op de hare. Haar hele lijf vloog meteen in vuur en vlam, al duurde het moment nauwelijks een paar seconden. Ze deed verschrikt en ook verrast een stap naar achteren. ‘Ik zal erover nadenken of etentjes daadwerkelijk helpen om onze samenwerking te bevorderen,’ zei ze.
Maarten lachte. ‘Doe dat. Laat me het dan maar weten.’
‘Dat zal ik doen, en nu ga ik een ander taartje proberen.’ Tirza draaide zich om en liep terug naar de prachtige winterse theetuin. Het leek wel of ze zweefde. Daar stond haar werk en er zou nog veel meer werk volgen. Ze wist dat Maarten achter haar stond, letterlijk en figuurlijk. Tirza pakte nu een bloedrood taartje, de kleur van de liefde. Wie weet. Ze nam een fikse hap van het lekkers en genoot van de sensaties die het gebakje teweegbracht.


>